De weerstand tegen het forfaitaire rendement van box 3 is de laatste tijd behoorlijk toegenomen. De Staatssecretaris is nu met een voorstel voor herziening van de vermogensrendementsheffing gekomen. Voor spaarders rekent het voorstel nu wel met een reëel rendement, maar voor overige bezittingen en schulden is dat maar zeer de vraag.
De staatssecretaris is gekomen met een nieuw plan voor de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2022. Het forfaitaire rendement of beter forfaitair inkomen over het vermogen bedraagt voor spaargeld 0,09% (verwachting op basis van het huidige gemiddelde rendement) van het spaargeld. Overige bezittingen hebben een fictief rendement of inkomen van 5,33%. Schulden zijn aftrekbaar tegen 3,03%. Nadat het forfaitair inkomen op basis van bovenstaande is bepaald, mag een belastingplichtige rekening houden met een vrijgesteld inkomen van € 400.
De vrijstelling van € 444.444 spaargeld
Iemand die alleen spaargeld heeft mag dus € 400 / 0,09% = € 444.444 hebben voordat hij belasting over zijn spaargeld moet betalen. Fiscale partners mogen ieder de vrijstelling van het forfaitaire inkomen van € 400 toepassen. Mensen met alleen spaargeld gaan er inderdaad op vooruit. Dit gaat echter ten kosten van de mensen die overige bezittingen hebben in box 3. Deze overige bezittingen worden geacht een fictief rendement op te leveren van 5,33%. Een dergelijk hoog rendement is in de praktijk vaak niet reëel. Denk aan de eigenaar die een perceel (landbouw-)grond verpacht en voor wie die pacht geen ondernemingsuitoefening meer is. Ook een tweede woning zal vaak veel minder dan 6% rendement opleveren. Een ander door de staatssecretaris genoemd voorbeeld zijn obligaties. Met obligaties is wellicht meer rendement te behalen dan met spaargeld, maar een rendement van 5,33% op obligaties is niet reëel. Ook een vordering vanwege een lening die in box 3 valt heeft vaak een lagere renteopbrengst. Wat te denken van een renteloze vordering? Of wat te denken van een vader die op 1 januari een vordering heeft op zijn kind omdat hij een betaling heeft voorgeschoten. Of een vordering vanwege schenking uit schuldigerkenning bij de begiftigde.
Voor schulden hanteert het wetsvoorstel een fictieve rente van 3,03%. Dit is gebaseerd op de gemiddelde hypotheekrente per 1 juni 2019. Is sprake van een schenking onder schuldigerkenning? Dan moet de schenker 6% over deze bedragen voldoen, zodat de schuldigerkenning ook fiscaal goed uitpakt. Dit is twee keer zoveel dan de forfaitaire rente van 3,03%. Het voorstel voor de hervorming van box 3 stimuleert het aflossen van schulden, zoals blijkt uit voorbeeld 4 hierna.
Conclusie
Het is niet zo moeilijk te voorspellen dat spaarders met vermogen er flink op vooruit gaan. Dit ten koste van de belegger die met geleend geld heeft belegd. Dat geldt ook voor belastingplichtigen met obligaties, verhuurde (vakantie-)woningen en verpachte gronden. In de volgende voorbeelden zal ik dit cijfermatig uitwerken. Daarbij wel de kanttekening dat ik met de werkelijke opbrengsten van de bank- en spaartegoeden en de beleggingen geen rekening hou. Uiteindelijk is belangrijk wat er onder aan de streep, opbrengst minus kosten waaronder belastingen, overblijft. Het nieuwe voorstel is wellicht gebaseerd op een reëler rendement voor de spaarder, maar de benadering van het werkelijk rendement op overige bezittingen in box 3 en met de werkelijke rente op schulden in box 3 is met de voorgestelde forfaits soms ver te zoeken. Daarmee verschuift het probleem van de forfaitaire heffing van box 3 van de spaarder naar belegger met overige bezittingen.
Voorbeeld 1
Jan Rijkaard heeft aan box 3 vermogen € 500.000 op een spaarrekening staan. Jan heeft geen fiscaal partner. Hoeveel belasting moet hij in 2019 betalen? Hoeveel wordt dit als het kabinet besluit het wetsvoorstel in te voeren?
Uitwerking
Na aftrek van het heffingsvrije vermogen van € 30.360, resteert een grondslag van € 469.640. Hierover is Jan in 2019 € 5.730 vermogensrendementsheffing verschuldigd. Het vermogen is meer dan € 30.360. In 2022 is dus vermogensrendementsheffing verschuldigd. In het nieuwe stelsel, geldt dat Jan een forfaitair inkomen uit sparen heeft van 0,09% (voorlopige cijfers) van € 500.000 = € 450. Hierop komt het heffingsvrije inkomen (voorlopig) vastgesteld op € 400 in mindering, zodat aan forfaitair rendement resteert € 50. De belasting hierover is 33%, zodat Jan in 2022 nog maar € 16 belasting hoeft te betalen.
Voorbeeld 2
Kees de Pineut is een alleenstaande dga van Fried Air B.V. In het verleden heeft Kees zich laten adviseren over zijn vermogensopbouw en uit het advies is gekomen dat Kees in privé vermogen kon opbouwen door € 500.000 van zijn B.V. te lenen. Dat advies heeft hem geen windeieren gelegd. Zijn huidige vermogen bestaat uit beleggingen ter waarde van € 1 miljoen en de schuld aan zijn B.V. van € 500.000. Hoeveel vermogensrendementsheffing moet Kees in 2019 betalen en wat wordt dit in 2022?
Uitwerking
Na aftrek van het heffingsvrije vermogen van 30.360 resteert een grondslag voor box 3 van € 472.740. Hierover is Kees in 2019 € 5.772 vermogensrendementsheffing verschuldigd. Als in 2022 de plannen voor de nieuwe box 3 doorgaan, moet Kees in 2022 € 12.457 belasting gaan betalen, ruim het dubbele wat hij in 2019 zou moeten betalen. Dit is als volgt berekend. Beleggingen van € 1 miljoen leveren fictief een rendement op van € 53.300 (5,33% van € 1 miljoen). Hierop komt in mindering de fictieve rente op de schuld van € 15.550 (3,03% van € 500.000) er resteert dan een forfaitair inkomen van € 38.150. Hierop komt nog in mindering het heffingsvrije inkomen van € 400. Uiteindelijk is het forfaitair inkomen 37.750 en hierover is 33% belasting verschuldigd.
Voorbeeld 3
Esther de Wildt is weduwe en heeft bij de bank een vermogen van € 1 miljoen op spaarrekeningen uit staan. Op advies van haar belastingadviseur heeft zij in de afgelopen jaren bedragen schuldig erkend aan haar enige zoon Stefan. Per 1 januari 2019 heeft zij een bedrag van € 500.000 schuldig erkend aan haar zoon. Hoeveel belasting moet Esther in 2019 over haar vermogen betalen. Wat wordt dit in 2022 zonder rekening te houden met de schuldigerkenning en wat als wel rekening wordt gehouden met de schuldigerkenning.
Uitwerking
Na aftrek van het heffingsvrije vermogen van € 30.360, resteert een grondslag voor box 3 van € 472.740. Hierover is Esther in 2019 € 5.772 verschuldigd. In 2022 is zij hierover niets meer verschuldigd. Forfaitair inkomen uit de spaarrekeningen is € 900 (0,09% x € 1 miljoen). De fictieve rente op de schuld bedraagt € 15.150 (3,03% van € 500.000). Dit inkomen is bij elkaar minder dan nihil, dus nihil. Zou het vermogen van Esther uit overige bezittingen hebben bestaan, dan zou Esther in 2022 € 12.457 vermogensrendementsheffing hebben moeten betalen.
Voorbeeld 4
Esther uit het vorige voorbeeld heeft eind 2018 voor € 1 miljoen aan beleggingen en een schuld van € 500.000 uit schuldigerkenning aan haar zoon. Wat zijn de gevolgen voor 2019 als zij besluit de schuld aan haar zoon af te lossen? En welke gevolgen voor 2022?
Uitwerking
Na betaling van € 500.000 aan haar zoon resteert voor Esther een vermogen van € 500.000. Daarvoor geldt dat zij in 2019 € 5.730 vermogensrendementsheffing moet betalen (zie voorbeeld 1). In 2022 moet Esther € 8.662 betalen. Dit inkomen bestaat uit forfaitair inkomen van € 26.650 (5,33% van € 500.000), waarop in mindering komt € 400 vrijgesteld inkomen. Resteert € 26.250 waarover € 8.663 (33%) belasting is verschuldigd. Door het aflossen van de schuld aan haar zoon kan Esther € 3.794 (€ 12.457 -/- € 8.663) besparen. Of Esther ook echt moet aflossen is afhankelijk van de vraag hoeveel rendement Esther daadwerkelijk behaalt op haar vermogen. Als dat (veel) meer is dan € 3.794, dan is het niet raadzaam de schuld aan haar zoon af te lossen.
Meer informatie:
Geef een reactie