Bij het opleggen van een aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting moet de inspecteur rekening houden met voorheffingen. Tenminste, als duidelijk is dat deze heffingen daadwerkelijk drukten op de belastingplichtige.
Doel voorheffingen
In Nederland wonen veel mensen die allemaal belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting. De Belastingdienst kan al deze belastingplichtigen steeds een voorlopige aanslag opleggen om zo gedurende het belastingjaar alvast wat inkomen binnen te halen. Maar voor de fiscus is het efficiënter om een veel kleinere groep (de inhoudingsplichtigen) een voorheffing te laten inhouden op bepaalde uitkeringen zoals salaris of dividend.
Verschil voorheffingen en inkomstenbelasting
In de uiteindelijke aangifte inkomstenbelasting mogen de belastingplichtigen in beginsel de voorheffingen aftrekken van de berekende belasting. Zijn de voorheffingen lager dan de totale inkomstenbelasting, dan moet de belastingplichtige het verschil bijbetalen tenzij dit verschil € 45 of minder bedraagt. Als de voorheffingen hoger zijn dan de totale inkomstenbelasting, moet de Belastingdienst het verschil terugbetalen mits dit verschil meer bedraagt dan € 14.
Voorheffingen voor inkomstenbelasting
Ten aanzien van de inkomstenbelasting gelden de volgende belastingen als voorheffingen:
- De geheven loonbelasting. Voor werknemers zal dit vaak de belangrijkste voorheffing zijn. Voor zover het gaat om eindheffing die is geheven van de werkgever mag de werknemer deze heffing niet aftrekken van zijn inkomstenbelasting. Overigens staat de eindheffing niet vermeld in de jaaropgave en zal de werknemer in beginsel niet bekend zijn met het bedrag aan geheven eindheffing.
- De geheven dividendbelasting. Zowel aanmerkelijk belanghouders als houders van aandelen in box 3 kunnen de dividendbelasting aftrekken van de verschuldigde inkomstenbelasting.
- De kansspelbelasting die de fiscus heft over prijzen van kansspelen. De kansspelbelasting vormt echter alleen een voorheffing als de prijzen behoren tot het verzamelinkomen.
- De bronbelasting op rente die Luxemburg en Oostenrijk mogen heffen op grond van Richtlijn 2003/48/EG.
- De gemeenschapsbelasting die betrekking heeft op bestanddelen van het verzamelinkomen en wordt geheven op grond van het Besluit van het Europees Parlement nr. 2005/684/EG, voor zover het heffingsrecht op grond van het belastingverdrag is toegewezen aan Nederland.
Deze heffingen kwalificeren niet als voorheffing voor een belasting die wordt geheven per conserverende aanslag.
Niet verrekenen dividendbelasting
De geheven dividendbelasting vormt geen te verrekenen voorheffing voor iemand die niet de uiteindelijk gerechtigde van het dividend is. Stel nu dat zo’n uiteindelijk gerechtigde de dividendbelasting niet helemaal kan terugkrijgen of verrekenen. Hij zou dan kunnen overwegen een samenstel van transacties aan te gaan met iemand die de dividendbelasting wel kan verrekenen. Als bij deze transactie geen wezenlijke belangenwijziging plaatsvindt en het dividend (indirect) ten goede komt aan de uiteindelijk gerechtigde, treedt een anti-misbruikbepaling in werking. De fiscus merkt dan de tegenpartij niet aan als (nieuwe) uiteindelijk gerechtigde.
Vennootschapsbelasting
Ten aanzien van de vennootschapsbelasting gelden de volgende belastingen als voorheffingen:
- De geheven dividendbelasting. Als een lichaam de inhouding van dividendbelasting achterwege mag laten bij een dooruitdeling van dividend van bepaalde buitenlandse lichamen, maar afziet van deze mogelijkheid, is de dividendbelasting in beginsel geen verrekenbare voorheffing.
- De kansspelbelasting die de fiscus heft over prijzen van kansspelen. De kansspelbelasting vormt echter alleen een voorheffing als de prijzen behoren tot het Nederlandse inkomen van het ontvangende lichaam.
Niet te verrekenen met vennootschapsbelasting
De dividendbelasting is alleen een voorheffing voor de vennootschapsbelasting als het dividend verband houdt met het Nederlandse inkomen. Beleggingsinstellingen kunnen de dividendbelasting in beginsel niet verrekenen. Bovendien geldt binnen de vennootschapsbelasting een vergelijkbare anti-misbruikbepaling als in de inkomstenbelasting om misbruik van transacties tegen te gaan. De anti-misbruikbepaling ziet ook op transacties op de gereglementeerde markt.
Lijfrenteproducten
Als de dividendbelasting is ingehouden op de opbrengst uit een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht, is zij evenmin te verrekenen met de inkomstenbelasting. De niet-verrekende dividendbelasting kan wel een voorheffing zijn voor de vennootschapsbelasting als:
- een bank in het kader van het fiscale banksparen een bedrag ter grootte van die dividendbelasting overmaakt naar de lijfrentespaarrekening van degene die de dividendbelasting niet mocht verrekenen als voorheffing. In dat geval is de dividendbelasting een voorheffing van de bank;
- een beheerder van de beleggingsinstelling in het kader van het banksparen (beleggingsvariant) een bedrag ter grootte van die dividendbelasting aanwendt ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling ten behoeve van die de dividendbelasting niet mocht verrekenen als voorheffing. In dat geval is de dividendbelasting een voorheffing van de beheerder van de beleggingsinstelling.
Geef een reactie