In sommige sectoren is het gebruikelijk dat klanten naast de verplichte vergoeding nog een fooi geven voor het personeel. De vraag rijst dan of de werkgever hierover btw en/of loonheffingen moet afdragen. Overigens heeft Rechtbank Arnhem geoordeeld dat de inspecteur niet zomaar mag veronderstellen dat een arbeidskracht die illegaal in Nederland verblijft en werkt in een horecabedrijf ook fooien ontvangt.
Btw over ontvangen fooien
Een ondernemer hoeft geen btw te betalen over fooien die zijn werknemers ontvangen van de klanten. Is de ondernemer een natuurlijk persoon, dan hoeft hij evenmin btw af te dragen over de fooien die hij zelf ontvangt. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de ondernemer werkt in een branche waarin het gebruikelijk is om fooien te geven. Dit zal onder andere het geval zijn in de horeca- en de taxibranche. In andere gevallen is de ondernemer wel btw verschuldigd over bedragen die hij ontvangt boven het bedrag dat hij in rekening heeft gebracht. Deze btw is te berekenen door het extra ontvangen bedrag te vermenigvuldigen met:
- 6/106 als het gaat om een prestatie die valt onder het verlaagd tarief van 6%; of
- 21/121 in andere gevallen.
Men dient dit bedrag op te geven in de btw-aangifte.
Loon van derden
In beginsel behoren fooien tot het loon voor de loonbelasting. Men spreekt dan ook van loon van derden. Het is mogelijk dat de werkgever en de werknemer een loon zijn overeengekomen waarvan een deel bestaat uit fooien die de werknemer van derden moet krijgen. In dat geval moet de werkgever loonheffingen afdragen over het totaal overeengekomen loon. Dus ook over het geschatte bedrag aan fooien! Als de werknemer zulke fooien rechtstreeks van derden krijgt, boekt de werkgever ze in kolom 5 van de loonstaat. Als de werkgever de fooien uitbetaalt namens derden, boekt hij de fooien in kolom 3.
Horecapersoneel
Voor horecapersoneel gelden speciale regels. Werkgevers kunnen horecamedewerkers minder loon betalen dan waarop zij – bijvoorbeeld op grond van de cao – recht hebben. In zo’n geval gaat de werkgever ervan uit dat het verschil wordt aangevuld door fooien. In beginsel berekent de werkgever dan ook de loonheffingen over het loon waar de werknemer recht op heeft. Als beide partijen de fooien op een hoger bedrag schatten, gaat de werkgever voor de loonheffingen uit van dat hogere bedrag in plaats van het cao-loon.
Illegaal verblijvende arbeidskracht
De zaken worden gecompliceerder als een arbeidskracht illegaal in Nederland verblijft. Zo had in een zaak voor Rechtbank Arnhem de Belastingdienst geconstateerd dat in een Chinees-Indisch restaurant personen werkten die niet waren opgenomen in de loonadministratie. De fiscus stelde dat deze personen illegaal in Nederland verbleven. De inspecteur wilde loonheffingen navorderen en daarbij ook een bedrag aan fooien in aanmerking nemen. De vrouw van de restauranthouder stelde dat haar echtgenoot de desbetreffende personen hulp had geboden in ruil voor hand- en spandiensten in het restaurant. Deze mensen hadden daarvoor geen vergoeding ontvangen. De rechtbank geloofde de vrouw, maar vond ook aannemelijk dat de personen die in de keuken werkten kost en inwoning hadden genoten. Hierover mocht de fiscus forfaitair naheffen. De rechter zag geen aanleiding om nog een extra correctie voor fooien toe te passen. Het leek hem niet aannemelijk dat de illegalen waren betaald conform de cao met bepalingen over de behandeling van fooien.
Fooien in de inkomstenbelasting
Als een werknemer een fooi ontvangt, moet hij deze in beginsel opgeven tegen het werkelijke bedrag in zijn aangifte inkomstenbelasting. Om dubbele belasting over de fooien te voorkomen, mag de werknemer het bedrag dat al aan fooien is verwerkt in de jaaropgaaf aftrekken van het bedrag dat hij werkelijk heeft genoten aan fooien. Als dit bedrag niet duidelijk is verwerkt in de jaaropgave, moet hij aan zijn werkgever vragen welk bedrag aan fooien in aanmerking is genomen voor de loonheffingen.
Wet: artikel 8, tweede lid Wet OB 1968, artikel 12 Wet LB 1964 en artikel 3.81 Wet IB 2001
Regeling: artikel 3.6 Uitv. reg. LB 2011
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 2 augustus 2012 (gepubliceerd 4 juni 2014), ECLI:NL:RBARN:2012:1786
Geef een reactie