De inspecteur moet onderzoek doen naar opzet bij een belastingplichtige, als hij deze een vergrijpboete wil opleggen. Gebeurt dat niet, dan kan de opgelegde boete niet in stand blijven. Wie hierover procedeert bij de rechter, heeft recht op een volledige vergoeding van de proceskosten, zo oordeelde Hof Arnhem.
Welke kosten komen in aanmerking?
In het Besluit proceskosten bestuursrecht is geregeld welke kosten in aanmerking komen voor vergoeding. Dit betreft vooral kosten van rechtsbijstand die door een derde beroepsmatig is verleend, kosten van een getuige, deskundige of tolk, reis- en verblijfkosten, verletkosten (bijvoorbeeld omzetderving door het bijwonen van een zitting) en kosten van uittreksels uit openbare registers, telegrammen, faxen en internationale telefoongesprekken.
Forfaitaire vergoeding
Kosten van rechtsbijstand worden vergoed op basis van een puntensysteem. Alle proceshandelingen krijgen punten toegekend. Dit zijn bijvoorbeeld het opstellen van een bezwaar- of beroepschrift en het bijwonen van een zitting bij de rechtbank of het hof. Deze punten worden vermenigvuldigd met de waarde per punt. Daarnaast wordt ook nog rekening gehouden met het gewicht van de zaak. Deze wegingsfactor loopt van 0,25 voor lichte zaken tot 2 voor zeer zware zaken. Samenhangende zaken worden beschouwd als één zaak, tenzij sprake is van meer dan vier samenhangende zaken. In dat laatste geval geldt een wegingsfactor van 1,5. Van samenhangende zaken is sprake als (bijna) gelijktijdig tegen (bijna) identieke besluiten op vergelijkbare gronden bezwaar is aangetekend.
Integrale vergoeding
Als de Belastingdienst een beschikking geeft of een uitspraak op bezwaar doet terwijl op dat moment al duidelijk is dat de beschikking of uitspraak voor de rechter niet in stand zal blijven, heeft men recht op een integrale vergoeding van de (proces)kosten. De Hoge Raad heeft dit in 2007 al beslist (HR 13 april 2007, LJN: BA2802). Hetzelfde geldt als de inspecteur zeer onzorgvuldig heeft gehandeld. Een ‘fraai’ staaltje van onzorgvuldig handelen liet de inspecteur zien in een zaak voor de Hoge Raad uit 2011 door een navorderingsaanslag zonder afdoende rechtvaardiging versneld op te leggen en het volle bedrag meteen invorderbaar te verklaren, terwijl hij onvoldoende voortvarend had gehandeld om het bewijs te krijgen voor de onderbouwing van de aanslag en de procedure bij de rechter niet zou zijn gevoerd als de inspecteur contact had opgenomen met de belanghebbende (HR 4 februari 2011, LJN: BP2975).
Geen toerekening opzet
In de recente zaak voor Hof Arnhem had de inspecteur in een brief de vergrijpboete aangekondigd. Hij schreef het volgende aan de belastingplichtige: “U en/of uw adviseur hebben door uw doen en laten willens en wetens de niet denkbeeldige kans aanvaard dat daardoor te weinig of te laat belasting wordt geheven.” De inspecteur had echter moet weten dat hij de eventuele opzet van de adviseur niet automatisch mocht toerekenen aan de belastingplichtige. Hij had moeten onderzoeken of de belastingplichtige voldoende informatie had verstrekt aan zijn adviseur en ook of zijn keuze voor die adviseur zorgvuldig is geweest. Dit volgt uit een arrest van de Hoge Raad uit 2006 (HR 1 december 2006, LJN: AZ3355). De inspecteur had echter nooit de bedoeling gehad om nader onderzoek te doen. Daarom vond het hof dat de rechtbank de boete terecht had vernietigd. Het hof veroordeelde de inspecteur ook nog eens tot een integrale vergoeding van de kosten die de belastingplichtige had gemaakt voor het bezwaar en beroep tegen de vergrijpboete. Dit kwam de inspecteur duur te staan. Voor de onterecht opgelegde boete moest hij € 5000 vergoeden, tegenover een forfaitair vastgesteld bedrag van ongeveer € 1600 voor de overige kosten.
Wet: artikel 8:75 Awb
Meer informatie: Hof Arnhem, 29 november 2011 (gepubliceerd 13 december 2011), LJN: BU7716
Geef een reactie