Burgers kunnen in de bezwaarfase een beroep doen op het zogeheten hoorrecht. Het hoorrecht is een belangrijk recht om te garanderen dat de belanghebbende de kans krijgt zijn standpunt toe te lichten. Bestuursorganen mogen niet zo maar stellen dat de belangen van burgers niet worden geschaad als een horing achterwege blijft.
Achtergrond hoorrecht
De hoorplicht is in de wet vastgelegd om te waarborgen dat een bestuursorgaan geen belangrijke beslissingen neemt zonder dat de belanghebbende hierover zijn zienswijze naar voren heeft kunnen brengen. De wetgever heeft hiervoor vier redenen genoemd:
- niet alle belanghebbenden zijn in staat om hun gedachten op adequate wijze schriftelijk te formuleren. Deze personen moeten de gelegenheid krijgen om hun mening mondeling te geven bij het bestuursorgaan;
- het horen kan ertoe dienen om nadere informatie ter beschikking te krijgen;
- het houden van een hoorzitting biedt partijen de gelegenheid om naar een oplossing te zoeken;
- de uitwisseling van informatie en wederzijdse standpunten kan het vertrouwen van de burger in de overheid versterken.
Het voornaamste doel van de hoorprocedure is echter het vermijden van overbodige rechterlijke procedures. Door het horen kunnen bestuursorganen een zo gefundeerd mogelijke beslissing nemen terwijl belanghebbenden het gevoel krijgen dat hun zaak rechtvaardig is behandeld.
Horing op verzoek
In beginsel zijn bestuursorganen verplicht een belanghebbende in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord voordat wordt beslist op een bezwaarschrift. De organen moeten de indieners van een bezwaarschrift en belanghebbenden, die bij de voorbereiding van het besluit hun standpunt hebben laten weten, wijzen op hun hoorrecht. Bij fiscale zaken vindt een horing in beginsel plaats op verzoek van de belanghebbende.
Uitzonderingen op hoorplicht
De Algemene wet bestuursrecht noemt de volgende vijf gevallen waarin een horing achterwege kan blijven:
- het bezwaarschrift is kennelijk niet-ontvankelijk;
- het bezwaar is kennelijk ongegrond;
- de belanghebbende ziet af van zijn hoorrecht. Ambtenaren mogen echter niet zo maar aannemen dat iemand afziet van zijn hoorrecht (zie ook: ‘Hoorplicht verdwijnt niet bij uitblijven reactie’);
- de belanghebbende verklaart niet binnen een redelijke termijn, die is vastgesteld door het bestuursorgaan, dat hij gebruik wil maken van zijn hoorrecht;
- het bestuursorgaan komt volledig tegemoet aan het bezwaar.
Bovendien gelden bij massaal bezwaar afwijkende regels met betrekking tot het hoorrecht.
Strafrechtelijke boete
Als de fiscus iemand per strafbeschikking een boete wil opleggen van € 2.000 of meer, kan dit alleen als de verdachte van tevoren is gehoord. De horing zal dan dus al plaatsvinden in de fase van de aanslagregeling.
Inzagerecht
Als een horing zal plaatsvinden, kunnen belanghebbenden tot tien dagen vóór de horing nadere stukken indienen. Het bestuursorgaan moet deze stukken en alle andere stukken die betrekking hebben op de zaak gedurende minimaal een week ter inzage leggen voor de belanghebbende. Deze inzage kan echter achterwege blijven in gevallen waarin vanwege gewichtige redenen geheimhouding is geboden.
Horing
Het horen mag alleen gebeuren door een ambtenaar die niet was betrokken bij het tot stand brengen van de belastingaanslag of beschikking. Degene die het besluit heeft genomen of de belastingaanslag heeft opgelegd, mag bij het horen aanwezig zijn. Voorwaarde is dat het merendeel van de hoorders niet bij de totstandkoming van de beschikking of belastingaanslag is betrokken.
Een belanghebbende kan op zijn eigen kosten getuigen en deskundigen meenemen. De ambtenaar moet die getuigen en deskundigen ook horen. Van het horen wordt een verslag gemaakt en dit hoorverslag moet aan de belanghebbende worden verstrekt. Als de belanghebbende het niet eens is met het hoorverslag, maakt de behandelend ambtenaar hiervan schriftelijk melding. Het hoorverslag wordt de belanghebbende toegezonden voordat de uitspraak op het bezwaar volgt, zodat rekening kan worden gehouden met bezwaren van de belanghebbende tegen het hoorverslag.
Gevolgen schending hoorplicht
Het schenden van de hoorplicht door een bestuursorgaan is een onbehoorlijke gedraging. Als dit verzuim in de procedure voor het gerechtshof wordt hersteld, heeft het schenden geen gevolgen voor de aanslag. Een schending van de hoorplicht kan wel aanleiding zijn om het betaalde griffierecht te vergoeden en wellicht om het orgaan te veroordelen in de proceskosten. In zeer ernstige gevallen van schending van de hoorplicht wordt soms ook wel gepleit voor het toepassen van een (belasting)korting. Als met betrekking tot een vergrijpboete de hoorplicht en/of het inzagerecht wordt geschonden, kan de boete in beginsel niet in stand blijven.
Geen geschonden belang
Een bestuursorgaan kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt ondanks schending van een rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel (zoals het hoorrecht) in stand houden als aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Een gemeente die een bezwaar van een vrouw tegen een WOZ-beschikking had afgewezen zonder haar eerst te horen, wees voor Rechtbank Overijssel op deze mogelijkheid. Maar de rechtbank constateerde dat tussen de vrouw en de gemeente een meningsverschil bestond over de waardering van de feiten. Het horen kon voor de vrouw daarom van belang zijn. De rechtbank vernietigde de uitspraak op het bezwaarschrift en verplichtte de gemeente opnieuw uitspraak te doen.
Wet: artikelen 6:22, 7:2, 7:3, 7:4, 7:5, 7:7 en 7:8 Awb en artikelen 25 en 76, derde lid AWR
Meer informatie: Rechtbank Overijssel, 16 december 2014 (gepubliceerd 18 december 2014), ECLI:NL:RBOVE:2014:6687
Geef een reactie