Ondernemers kunnen hun overtollige liquide middelen uitlenen aan verbonden personen of aan derden (bijvoorbeeld medevennoten). In dat geval is het van belang te controleren of die lening nog behoort tot het ondernemingsvermogen of feitelijk overgaat naar het privévermogen van de ondernemer.
Op het moment dat een ondernemer een lening verstrekt, moet hij zich afvragen of die lening deel uitmaakt van zijn ondernemingsvermogen of zijn privévermogen. Die lening behoort namelijk alleen tot zijn ondernemingsvermogen als die is verstrekt binnen de normale bedrijfsuitoefening of als het gaat om een belegging van tijdelijke overtollige middelen die tijdig weer beschikbaar zijn binnen de onderneming. In alle andere gevallen is sprake van privévermogen en kan de ondernemer dus een eventueel verlies op de lening niet ten laste van het resultaat brengen.
Voorbeeld
Stel er behoren (tijdelijk overtollige) liquide middelen voor een bedrag van € 100.000 tot het ondernemingsvermogen van een tandarts. Hij verstrekt deze middelen als lening aan zijn dochter. Als blijkt dat zijn dochter de lening niet meer kan terugbetalen, wil de tandarts een verlies op de lening nemen wegens oninbaarheid van de vordering op zijn dochter. Het moge duidelijk zijn dat het verstrekken van deze lening geen deel uitmaakt van de normale bedrijfsuitoefening. De tandarts kan de lening dus alleen nog tot zijn ondernemingsvermogen rekenen als:
- de lening een belegging vormt van tijdelijke overtollige middelen; en
- de gelden weer tijdig beschikbaar zijn binnen de onderneming.
Als de vader het bedrag van de lening niet binnen een korte periode weer kan opeisen van zijn dochter, voldoet hij niet aan de tweede voorwaarde. Is de lening op korte termijn opeisbaar, maar kleeft aan de lening een hoog risicoprofiel? Dan moet de vader de lening toch tot zijn privévermogen rekenen. Hij mag in dat geval een verlies op de lening niet ten laste van zijn box-1 inkomen brengen.
Vermogensetikettering
Een lening die is verstrekt buiten het kader van de bedrijfsuitoefening en in het kader van het beleggen van overtollige liquide middelen wordt in beginsel aangemerkt als een onzakelijke lening. Zo’n lening behoort in de regel dan ook tot het verplichte privévermogen. Een lening verstrekt binnen het kader van de bedrijfsuitoefening behoort in beginsel tot het ondernemingsvermogen. Alleen de gevolgen van het te hoge debiteurenrisico worden dan uit de winst geëlimineerd.
Vordering binnen personenvennootschap
Het is goed mogelijk dat de vennoten binnen een personenvennootschap (bijvoorbeeld een vof) afspreken dat ieder een periodiek bedrag aan privéopnamen mag onttrekken aan het vennootschapsvermogen. Het is dan wel de bedoeling dat de vennoot die meer opneemt dan dit afgesproken deel, later dit bovenmatige deel terugbetaalt aan de vennootschap. De overige vennoten hebben tot die terugbetaling in beginsel een vordering op de vennoot die te veel privébedragen heeft opgenomen.
Zakelijk handelen
Volgens Rechtbank Gelderland valt deze vordering echter niet onder het regime van de onzakelijke lening. Bij een overeenkomst van een personenvennootschap is er sprake van een samenwerkingsverband tussen de schuldeiser en de schuldenaar. Dat is niet het geval bij een overeenkomst van geldlening. Wel moet men bij verstrekking van leningen binnen een personenvennootschap nagaan of zakelijk handelende ondernemers een vennoot zouden verplichten het teveel opgenomene te restitueren, dan wel andere voorwaarden te stellen om de tekorten aan te zuiveren. Materieel gezien lijkt hier dus een vergelijkbare toetsing op zakelijk handelen te gelden als de bij de onzakelijke lening. De rechtbank oordeelde uiteindelijk dat de drie maten in kwestie (een echtpaar en hun zoon) niet onzakelijk hadden gehandeld door af te zien van restitutie van het teveel opgenomene door hun zoon. De zoon vervulde gelet op zijn kennis en arbeidskracht zo’n belangrijke rol binnen de onderneming dat het aanspreken van hem als crediteur ten behoeve van het voortbestaan van het bedrijf niet opportuun was. Het echtpaar mocht daarom een verlies van ruim € 200.000 in aanmerking nemen wegens kwijtschelding en oninbaarheid van de vordering van de maatschap op de zoon.
Uitspraak: Rechtbank Gelderland, 12 augustus 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5110
PE-Pitstop Onzakelijke lening
Meer weten over de onzakelijke lening? Kom dan op 25 september naar Baarn voor de drie uur durende PE-Pitstop Onzakelijke Lening.
Geef een reactie