Bij het begrip lijfrente of stamrecht komt in het algemeen het beeld van een oudedagsvoorziening naar voren, meestal als (aanvulling op het) pensioen. Hoewel er verschillen zijn tussen een stamrecht en lijfrentekapitaal, worden deze begrippen hier als synoniem gebruikt.
Bekend is dat er een levenslange of tijdelijke uitkering voor kan worden bedongen. Niet of minder bekend zijn alternatieve aanwendingsmogelijkheden van een lijfrente of stamrecht.
Afzien van uitkeringen uit stamrecht
Is voor 1 januari 1992 sprake geweest van een inbreng van een eenmanszaak in een B.V. of inbreng van een firma-aandeel in een B.V.? Dan kon de ondernemer een stamrecht bedingen om daarmee directe belastingheffing bij de inbreng te voorkomen of te beperken. Een stamrecht is de contante waarde van het recht op periodieke uitkeringen die de overnemende B.V. aan de ex-ondernemer moet betalen als tegenprestatie voor het overnemen van de onderneming. Daarbij moet de ex-ondernemer en zijn B.V. wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Een van die voorwaarden is dat de uitkeringen uit het stamrecht bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd aan de gerechtigde ex-ondernemer moeten toekomen als periodieke uitkering. Het is niet mogelijk om het bedrag van het stamrecht in één keer te ontvangen, dat is afkoop en dat is niet alleen volledig belast, ook is nog 20% boete (revisierente) over de waarde van het stamrechtkapitaal verschuldigd.
Er zijn situaties te bedenken dat de gerechtigde ex-ondernemer geen behoefte meer heeft aan een uitkering uit het stamrecht, bijvoorbeeld omdat dividend uit de B.V. fiscaal gunstiger is dan een periodieke uitkering uit de B.V. Bedenk daarbij ook dat de periodieke uitkering uit de B.V. niet alleen is onderworpen aan inkomstenbelasting, maar ook aan premie zorgverzekeringswet. Een andere reden om geen periodieke uitkering meer te willen ontvangen, kan de financiële situatie zijn van de B.V. Tot slot kan een stamrecht op de balans ook problematisch zijn in het kader van de bedrijfsopvolging, zeker wanneer het stamrecht op de balans van de werkmaatschappij staat.
Als oplossing voor bovengenoemde situaties kan de rechthebbende er voor kiezen om af te zien van zijn recht op periodieke uitkeringen. Afkoop is niet toegestaan, afzien van de periodieke uitkeringen wel. Afzien van de uitkeringen uit het stamrecht gaat fiscaal alleen goed als het stamrecht is bedongen vóór 1 januari 1992 bij ruisende inbreng van een eenmanszaak of firma-aandeel in een B.V. Afzien van het recht op uitkeringen heeft voor de rechthebbende verder geen fiscale gevolgen. Voor de B.V. zijn er wel gevolgen. Door het afzien valt het stamrechtkapitaal vrij, dit betekent een fiscale winst. Deze is belast met vennootschapsbelasting. Mogelijk heeft de B.V. nog compensabele verliezen, dan kan de vrijval (deels) onbelast plaatsvinden. Is de vrijval belast, maak dan een berekening of het verstandig is niet nu, maar over enkele jaren af te zien van periodieke uitkeringen. Er zijn immers tariefsverlagingen aangekondigd in de vennootschapsbelasting.
Lijfrente als arbeidsongeschiktheidsverzekering
Vanaf 1992 is het fiscale regime voor de opbouw van lijfrentes aanzienlijk versoberd. Het is nu niet meer mogelijk om bijvoorbeeld lijfrente-uitkeringen direct aan overige familieleden te laten toekomen als de lijfrente bij de gerechtigde in een hoog belastingtarief valt. Over de mogelijkheden van schenking van zogeheten oud-regime polissen, zie ‘schenken of afkopen van een lijfrente’ Voor lijfrentes die zijn bedongen na 1 januari 1992 biedt de huidige wet sinds 2015 de mogelijkheid het lijfrentekapitaal te gebruiken als arbeidsongeschiktheidsuitkering(en). Afkoop of gedeeltelijke afkoop van een lijfrente om te voorzien in een inkomen bij arbeidsongeschiktheid is toegestaan en leidt niet tot de boete (revisierente) van 20% als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
– De gerechtigde tot de lijfrente is langdurig arbeidsongeschikt. Om langdurige arbeidsongeschiktheid aan te tonen is een verklaring van een arts nodig. Van langdurige arbeidsongeschiktheid is sprake als uit een recente verklaring van een arts blijkt dat de gerechtigde door ziekte of gebreken niet in staat is volledig de werkzaamheden te verrichten waarmee vóór het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het inkomen hoofdzakelijk werd verdiend en hiertoe vermoedelijk in de twaalf maanden na de afgifte van de verklaring ook niet in staat zal zijn. Ook is sprake van langdurige arbeidsongeschiktheid wanneer aannemelijk is dat de gerechtigde periodieke uitkeringen van privaat- of publiekrechtelijke aard wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt of gaat ontvangen.
– De gerechtigde tot de lijfrente nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
– Het jaarlijks te ontvangen bedrag bij afkoop niet hoger is dan € 40.644 (bedrag 2018).
Overbruggingslijfrente
Is een lijfrentekapitaal opgebouwd voor 1 januari 2006, dan zou de gerechtigde tot het lijfrentekapitaal als alternatief voor de hierboven genoemde afkoop, ook nog kunnen kiezen voor een zogeheten overbruggingslijfrente. Dit is een periodieke uitkering tot 65-jarige leeftijd. Deze jaarlijkse overbruggingsuitkering is gemaximeerd tot € 63.288.
Meer informatie
Wilt u meer weten over lijfrentevoorzieningen in de praktijk? Kom dan naar de Workshop oudedagsvoorzieningen en de aangifte IB, dinsdag 13 maart 2018.
Wet: art. 3.133 (lid 9) en art. 3.125 (tekst 2005) Wet IB 2001
Geef een reactie