Ondernemers die verliezen hebben gelden, moeten onderscheid maken in verliesvaststellingsbeschikkingen en verliesverrekeningsbeschikkingen. Een verliesverrekeningsbeschikking zegt volgens Rechtbank Noord-Nederland niets over het al dan niet verdampt zijn van na verrekening resterende verliezen.
Verschillende onderneming, verschillende verliesverrekeningstermijnen
Voor wat betreft de tijd die een ondernemer krijgt om geleden verliezen te verrekenen, is er verschil of hij via een eenmanszaak of via een B.V. zijn onderneming drijft. Een verlies uit een IB-onderneming behoort tot het inkomen van box 1. Wie in een jaar een verlies in box 1 lijdt, kan dit verlies verrekenen met de winsten van box 3 van de drie voorafgaande jaren (achterwaartse verliesverrekening). Wat dan nog aan verlies resteert, is te verrekenen met de winsten uit de negen jaren die volgen op het verliesjaar. Voor verliezen uit aanmerkelijk belang en verliezen van vennootschapsbelastingplichtige lichamen geldt een achterwaartse verliesverrekeningstermijn van maar één jaar. Vooralsnog geldt wel een voorwaartse verrekentermijn van negen jaar voor deze verliezen. Maar het Belastingplan 2019 en de Wet Bronbelasting 2020 verkorten vanaf 2019 de voorwaartse verliesverrekening voor ab- en Vpb-verliezen tot zes jaar.
Volgorde verrekening
De hoofdregel is dat men de oudste openstaande verliezen het eerst verrekent. Vanwege de inkorting van de voorwaartse verliesverrekeningstermijn voor box 2 en de vennootschapsbelasting zal echter een uitzondering worden ingevoerd. Daardoor zal een verlies uit 2019 eerder te verrekenen zijn dan een verlies uit 2017 of 2018. En een verlies uit 202 zal voorrang hebben op een verlies uit 2018.
Formalisering verliesverrekening
De Belastingdienst stelt de hoogte van een te verrekenen verlies vast in een zogeheten verliesvaststellingsbeschikking. De inspecteur verdeelt een eventueel box 1-verlies in zo’n beschikking in ondernemingsverliezen en niet-ondernemingsverliezen. Men kan in bezwaar en beroep gaan tegen een verliesvaststellingsbeschikking. Daarnaast stelt de fiscus de achterwaartse en voorwaartse verliesverrekening vast in voor bezwaar vatbare beschikkingen. De inspecteur stelt de achterwaartse verliesverrekeningsbeschikking gelijktijdig op met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarin het verlies is ontstaan. Het opstellen van de voorwaartse verliesverrekeningsbeschikking valt samen met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarmee het verlies wordt verrekend.
Geen herleving van verdampte verliezen
In een zaak voor Rechtbank Noord-Holland had een ondernemer eind 2015 van de Belastingdienst een beschikking ontvangen waarin stond dat de aanslag inkomstenbelasting/ premies volksverzekeringen over 2007 opnieuw was berekend. Daarbij was overigens de verschuldigde belasting niet gewijzigd. Ter informatie had de inspecteur ook de verliesstanden opgenomen. Hij vermeldde een te verrekenen verlies uit andere jaren dat na de verrekening met de winst uit 2007 uitkwam op een te verrekenen verlies van € 532.261. De ondernemer vatte de beschikking op als een verliesvaststellingsbeschikking. Hij meende daarom dat hij in 2015 recht had op een bedrag van € 532.261 aan te verrekenen verliezen. Dit is echter niet het geval, zo oordeelt de rechtbank. De verliezen van de man dateerden van vóór 2005 en waren dus in 2015 al verdampt. De vermelding van het bedrag in de beschikking over de aanslag over 2007 deed de verdampte verliezen niet herleven. Het gaat hier namelijk niet om een verliesvaststellingsbeschikking, maar een verliesverrekeningsbeschikking.
Wet: art. 3.150, 3.152, 3.153 en 4.49 Wet IB 2001 en art. 20 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 12 september 2018 (gepubliceerd 27 september 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:8035
Geef een reactie