Tijdens een beroepsprocedure over een geschil met de fiscus heeft u als adviseur van de belanghebbende het recht om de stukken in te zien waarop de bestreden beslissing is gebaseerd. Als de inspecteur weigert relevante stukken te verstrekken, is de kans groot dat hij in het geschil het onderspit delft. Het is echter wel zaak om door te hebben welke stukken van belang zijn geweest voor de beslissing van de fiscus.
Recht op inzage vóór horing
Al tijdens de bezwaarprocedure heeft de belanghebbende (of zijn gemachtigde) het recht om zijn dossier bij de Belastingdienst in te zien. De fiscus moet namelijk minstens een week vóór de horing zowel het bezwaarschrift als de andere stukken die zien op de zaak ter inzage leggen voor de belanghebbende. De Belastingdienst moet zelfs de belanghebbende wijzen op dit inzagerecht en vermelden waar en wanneer de stukken zijn in te zien. Men kan ook om afschriften van deze stukken vragen. De fiscus mag een vergoeding voor deze afschriften vragen, maar niet meer dan de kosten voor het maken van deze afschriften.
Administratief beroep
De verplichting van de fiscus om de relevante stukken ter inzage te stellen aan de belanghebbende geldt ook in het geval van administratief beroep. En ook dan moet dit minstens een week vóór het horen plaatsvinden.
Geheimhouding ten opzichte van de belanghebbende
De inspecteur kan besluiten om bepaalde stukken niet ter inzage te leggen aan de belanghebbende voor zover hij meent dat hij deze stukken om gewichtige redenen moet geheimhouden. Hij moet de belanghebbende wel melden dat hij bepaalde stukken geheimhoudt. Als op grond van de Wet openbaarheid van bestuur de fiscus een verzoek om informatie moet inwilligen, is geen sprake van een gewichtige reden. Bestaat de gewichtige reden uit de vrees dat het inzien van de stukken de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende kan schaden? Dan kan het inzagerecht worden beperkt tot de gemachtigde die ook arts of advocaat is.
Inlichtingenplicht bij bestuursrechter
Als het komt tot een beroepsprocedure voor de bestuursrechter, kan deze rechter de partijen om informatie vragen en doorgaans doet hij dat ook. Een partij, dus ook de fiscus, kan weigeren om bepaalde stukken te overleggen als gewichtige redenen nopen tot geheimhouden. Ook is het mogelijk stukken geschoond in te dienen. In beide gevallen is het aan de bestuursrechter om te oordelen of de weigering om (ongeschoonde) stukken te overleggen gerechtvaardigd is. Oordeelt de rechter dat onvoldoende reden is voor geheimhouding, dan heeft de Belastingdienst de keuze: alsnog de stukken overleggen of blijven weigeren. In dat laatste geval kan de bestuursrechter daaraan gevolgen verbinden, bijvoorbeeld bewijsuitsluiting. In deze situatie is de kans groot dat de bestuursrechter de belanghebbende in het gelijk stelt. Een bekend geval waarin de rechter de belanghebbende in het gelijk stelde omdat de fiscus weigerde gevraagde informatie te verstrekken, is de tipgeverszaak. Zie onder meer: ‘Bewijsuitsluiting voor helende fiscus’ en ‘Vernietigend oordeel van Hof Den Bosch in tipgeverszaak’.
Beperking van kennisneming
Als de bestuursrechter akkoord gaat met een beperking van de kennisneming van stukken, mag hij niet zomaar zijn uitspraak baseren op deze stukken. De andere partijen moeten daarvoor toestemming geven. Weigeren zij hun toestemming te geven, dan moet de rechter de zaak verwijzen naar een andere kamer.
Relevante informatie
Het loont dus om erop aan te dringen dat de fiscus alle relevante stukken (ongeschoond) overlegt. Het moet wel gaan om stukken waarop de bestreden beslissing is gebaseerd. In drie recente zaken voor Hof Den Haag wilden de belanghebbenden steeds dat de inspecteur een landelijk draaiboek overlegde. Meer specifiek ging het om alle stukken van het ‘landelijk project aanpak van Trust and Company Service Providers. De inspecteur verklaarde uitdrukkelijk dat hem geen landelijk draaiboek ter beschikking had gestaan bij het opleggen van de bestreden aanslagen. Het hof vond dit aannemelijk en oordeelde dat dit draaiboek geen stuk was dat relevant was voor de desbetreffende zaken. De inspecteur hoefde het draaiboek daarom niet te overleggen.
Wet: art. 7:4, 7:18, 8:27, 8:28, 8:29, 8:31 en 8:32 Awb
Bronnen: Gerechtshof Den Haag 15 augustus 2018 (gepubliceerd 23 augustus 2018), ECLI:NL:GHDHA:2018:2074, Gerechtshof Den Haag 15 augustus 2018 (gepubliceerd 23 augustus 2018), ECLI:NL:GHDHA:2018:2075 en Gerechtshof Den Haag 15 augustus 2018 (gepubliceerd 23 augustus 2018), ECLI:NL:GHDHA:2018:2076
Geef een reactie