Op 1 april 2017 introduceerde de wetgever de oudedagsverplichting (ODV) als alternatief voor het pensioen in eigen beheer. Onlangs is het beleid bij overlijden verder verduidelijkt. In de praktijk is voorts ook belangrijk dat het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst vorig jaar haar visie heeft gegeven over manier waarop de oprenting van de ODV moet plaatsvinden.
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst heeft een aantal vragen beantwoord en goedkeuringen gegeven in de Handreiking ODV-aanspraken en overlijden op 13 oktober 2017. Op 4 april 2018 is deze Handreiking herzien. Waarna deze Handreiking amper een maand nadien, op 8 mei 2018, opnieuw is herzien. Op dit moment lijkt het voor de meeste testamentvormen wel duidelijk wat de dga moet regelen voor vererving van zijn ODV.
De (quasi-)wettelijke verdeling en ouderlijke boedelverdeling
Bij overlijden van een dga die een partner en kinderen heeft, geldt het volgende voor vererving van de ODV. Door de wettelijke verdeling krijgt de langstlevende partner van rechtswege de ODV en de termijnen hieruit toebedeeld. Hiervoor hoeft de dga niets te regelen. Hetzelfde geldt bij toepassing van een quasi-wettelijke verdeling waarbij de langstlevende partner de ODV-aanspraak aan zichzelf kan toebedelen en de kinderen een vordering op deze langstlevende partner verkrijgen. Ook bij toepassing van de ouderlijke boedelverdeling in testamenten van voor 1 januari 2003 kan de langstlevende de termijnen uit de ODV toebedeeld krijgen, zonder dat dit leidt tot een onzuivere ODV.
Kunnen erfgenamen onderling besluiten over de ODV?
Wanneer er meerdere erfgenamen zijn, dan komt de aanspraak op de ODV-termijnen toe aan ieder van de erfgenamen op basis van hun erfdeel. Is de evenredige verdeling van de ODV-aanspraak niet wenselijk? Dan kan de dga de aanspraak uit de ODV in een testament legateren aan één van de erfgenamen. Legateren van de ODV is alleen dan mogelijk in geval dat de ODV toekomt aan een erfgenaam. Afwijkende verdelingen door erfgenamen onderling maken de ODV-verplichting onzuiver, tenzij in het testament voor een bepaalde erfgenaam, bijvoorbeeld de partner, een verdelingsbevoegdheid is opgenomen. Ook als de dga in zijn testament een keuzelegaat heeft opgenomen en de langstlevende kiest ervoor om de ODV-aanspraak aan zichzelf te legateren, gaat het goed.
Oppassen met vruchtgebruiktestament
In de praktijk komt het regelmatig voor dat de dga in zijn testament zijn kinderen tot wettelijke erfgenamen benoemt en de langstlevende partner het vruchtgebruik van de nalatenschap krijgt gelegateerd. De langstlevende krijgt op basis van dit testament de uitkeringen (vruchten) uit de ODV en de kinderen de blote eigendom hiervan, zolang als de langstlevende blijft leven. Hier gaat het fout. Als de kinderen de erfgenamen zijn, moeten zij de termijnen krijgen. Hier krijgt de langstlevende de termijnen, maar deze is op grond van het testament geen erfgenaam. Een vruchtgebruiktestament kan dus tot een onzuivere ODV-aanspraak leiden. Alleen als ook de vruchtgebruiker een erfgenaam zou zijn, gaat het goed.
Andere testamentvormen of verdelingen
Bij meerdere erfgenamen moet de verhouding in de gerechtigdheid die volgt uit het testament ook daadwerkelijk worden gevolgd. Bij bijvoorbeeld een toedeling van de aanspraak aan drie erfgenamen moet aan iedere erfgenaam 1/3e gedeelte van de termijnen toekomen. Afwijkende verdelingen door de erfgenamen onderling zijn niet toegestaan en leiden daarom tot een onzuivere ODV. Afwijkende verdelingen zijn alleen dan toegestaan als de dga in het testament een verdelingsbevoegdheid heeft opgenomen.
Rekenrente ODV
Voor toepassing van het te hanteren oprentingspercentage geldt V&A-17-027. In dit besluit zijn voor een aantal situaties cijfervoorbeelden uitgewerkt, waarnaar wij verwijzen.
Ten aanzien van de oprenting van een ODV geldt over het algemeen het volgende:
- De ODV wordt jaarlijks verhoogd met de marktrente opgenomen in Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB).
- Zolang de uitkeringen nog niet zijn ingegaan wordt de ODV steeds nadat een jaar is verstreken opgerent.
- Het is zolang de uitkeringen nog niet zijn ingegaan ook mogelijk steeds aan het eind van het boekjaar van het eigenbeheerlichaam op te renten.
- Indien de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak in de loop van het boekjaar wordt omgezet in een ODV-aanspraak, zal bij oprenting van de ODV aan het eind van het boekjaar van het eigenbeheerlichaam de eerste oprentingsperiode korter zijn dan twaalf maanden;
- Wanneer de oprentingsperiode in twee kalenderjaren valt, wordt het oprentingspercentage bepaald op het gewogen gemiddelde van de percentages in de URLB voor de betreffende kalenderjaren;
- In het jaar waarin de ODV-termijnen ingaan, wordt de ODV, voorafgaand aan de vaststelling van de omvang van de eerste termijn, tot de ingangsdatum opgerent;
- Nadat de ODV-termijnen zijn ingegaan, wordt de ODV steeds na verloop van één jaar opgerent. De grondslag voor oprenting is het bedrag van de ODV nadat daarop de vervallen termijn (en) in mindering is (zijn) gebracht.
Wet: art. 38n en 38p Wet LB 1964, art. 12.3 Uitv.reg. LB 2011
Duiding en praktische toepassing
Sdu Licent Academy heeft met fiscaal pensioenspecialist dr. Gerard Staats en specialist huwelijksvermogensrecht en erfrecht prof. Wouter Burgerhart een verdiepingscursus ontwikkeld die u als adviseur in staat stelt een ODV voor uw cliënt in te richten die voldoet aan de fiscale wet- en regelgeving en waarbij ook aandacht is voor alle civielrechtelijke aspecten. De docenten gaan in op veel voorkomende praktijkgevallen en u ontvangt een aantal modelteksten die u in uw advisering kunt gebruiken. >Meer informatie en aanmelden
Besluiten: Handreiking oudedagsverplichting en vererving van de termijnen (versie 8 mei 2018) en V&A 17-027 d.d. 29 september 2017
Geef een reactie