Als tegenhanger van de geruisloze inbreng, bestaat er sinds 2001 ook een faciliteit voor de geruisloze terugkeer uit de B.V. De regeling lijkt complex, toch biedt de regeling een aantal voordelen. Denk daarbij aan het niet langer van toepassing zijn van de gebruikelijkloonregeling en de mogelijkheid om onroerende zaken zonder overdrachtsbelasting naar privé te halen.
Als op een gegeven moment de conclusie is dat de uitoefening van de onderneming in de B.V. niet meer rendabel is, moet men zonder fiscale belemmeringen de rechtsvorm kunnen wijzigen. Daarom is er in zowel de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet VPB 1969) als in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) hiervoor een faciliteit opgenomen. Behoort tot het vermogen van de B.V. een onroerende zaak, dan geldt ook nog een vrijstelling overdrachtsbelasting. Hiervoor is een bepaling opgenomen in de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR).
Essentie geruisloze terugkeer in de vennootschapsbelasting
In artikel 14c Wet VPB 1969 is voor de vennootschapsbelasting de faciliteit voor geruisloze terugkeer opgenomen. Net als bij geruisloze inbreng, moet de voortzetter ook bij geruisloze terugkeer doorgaan met de fiscale boekwaarden van de activa en passiva van de overgenomen activa en passiva. Hierdoor gaat de fiscale claim op de nog niet belaste fiscale reserves, stille reserves en goodwill over van de B.V. op de voortzettende ondernemer. Deze voortzettende aandeelhouders treedt fiscaal in de plaats van de B.V.
Terugkeerreserve
Op fiscale reserves, stille reserves en goodwill rust in beginsel een dubbele belastingclaim, te weten vennootschapsbelasting en aanmerkelijkbelangheffing. Het behoud van de belastingclaim op voornoemde reserves en goodwill gebeurt door het vormen van een terugkeerreserve. De berekening van deze reserve is wettelijk voorgeschreven en is te vinden in artikel 3.54a lid 2 en lid 3 Wet IB 2001. De berekening van de terugkeerreserve kan ook negatief zijn.
Rechtsvorm, aandeelhouders en ontbinding
De geruisloze terugkeer staat open voor N.V.’s en B.V.’s, die een materiële onderneming uitoefenen. Ook soortgelijke buitenlandse rechtsvormen kunnen in aanmerking komen. Deze vennootschappen komen alleen in aanmerking voor geruisloze terugkeer voor zover zij uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouders hebben. Bovendien is een voorwaarde dat de vennootschap wordt ontbonden en de aandeelhouders de onderneming van de vennootschap zelf rechtstreeks voortzetten. Belangrijk is dat de geruisloze terugkeer niet is gericht op overdracht of liquidatie van de voortgezette onderneming.
Het vereiste van natuurlijke personen als aandeelhouders impliceert ook dat geruisloze terugkeer met een holdingstructuur niet mogelijk is. Om bij een holdingstructuur een geruisloze terugkeer toe te kunnen passen zijn er twee mogelijkheden. De eerste is verkoop van de aandelen in de werkmaatschappij door de holding aan de aandeelhouder(s). De tweede mogelijkheid is een juridische fusie tussen de holding en de werkmaatschappij.
Voorwaartse verliesverrekening
Als de vennootschap nog beschikt over voorwaarts verrekenbare verliezen, dan gaan die verrekenbare verliezen naar de voortzettende aandeelhouder(s) en wel voor 20/45e deel van die verliezen. Deze verliezen kunnen echter slechts worden verrekend met winsten behaald door de aandeelhouder(s) met de voortgezette onderneming. De voortzettende aandeelhouder kan het verlies niet verrekenen met ander inkomen uit box 1 (inkomen uit werk en woning). In de praktijk is men zich hier niet altijd van bewust.
Verzoek
Voor toepassing van de geruisloze terugkeer moet de vennootschap een verzoek indienen. Dit verzoek moet een aantal gegevens bevatten. Dit betreft onder meer de gegevens van de vennootschap en de achterliggende aandeelhouders. Ook wordt bijvoorbeeld gevraagd om een opgave van de voorwaarts verrekenbare verliezen. Een verzoek om toepassing van de geruisloze terugkeer kan uiterlijk worden ingediend tot het moment waarop het achterwege laten daarvan heeft geleid tot onherroepelijke fiscale gevolgen. Het is ook mogelijk dat het overgangstijdstip ligt vóór het tijdstip waarop het ontbindingsbesluit is genomen. Indien het gewenste overgangstijdstip ligt voor de civielrechtelijke overdracht van de onderneming door de vennootschap aan de voortzettende aandeelhouder moeten de vennootschap en de aandeelhouder schriftelijk verklaren welk overgangstijdstip zij in aanmerking wensen te nemen. Als dit het begin van het boekjaar is, is het noodzakelijk dat uiterlijk op 30 september van het boekjaar de intentieverklaring/voorovereenkomst geruisloze terugkeer aangetekend is verzonden aan de Belastingdienst, voorzien van een geleideformulier.
Gronden afwijzing verzoek geruisloze terugkeer
De inspecteur zal het verzoek afwijzen als het niet tijdig is ingediend., Ook volgt een afwijzing als niet alle aandeelhouders natuurlijke personen zijn of zij niet allen de onderneming voortzetten. Bij een vennootschap die geen materiële onderneming drijft zal de Belastingdienst ook geen goedkeuring geven. Dat geldt ook als de geruisloze terugkeer onderdeel uitmaakt van een geheel van rechtshandelingen gericht op overdracht of liquidatie van de onderneming. Bij gewenste terugwerkende kracht naar 1 januari van het lopende jaar, is bovendien vereist dat de voorovereenkomst overdracht onderneming door aandeelhouders voor 1 oktober aangetekend met geleideformulier naar de Belastingdienst wordt verzonden.
Voorkomen van verliesverdamping
In het Belastingplan 2019 is voorgesteld de termijn voor de voorwaartse verrekening van verliezen terug te brengen van negen jaar naar zes jaar vanaf 2019. Dit betekent dat in de vennootschapsbelasting verliezen eerder zullen verdampen. In de inkomstenbelasting is de termijn nog negen jaar. Na geruisloze terugkeer zullen de overgenomen ondernemingsverliezen nog verrekenbaar blijven met winsten uit de voortgezette onderneming, omdat de overgenomen verliezen na geruisloze terugkeer voor de inkomstenbelasting gelden als ondernemingsverliezen.
Geen overdrachtsbelasting bij overgang van onroerende zaken
Voor de overdrachtsbelasting geldt een vrijstelling bij overgang van onroerende zaken in het kader van de geruisloze terugkeer. Voorwaarde is dat de onroerende zaken deel uit gaan maken van het (verplichte) ondernemingsvermogen van de voortzettende aandeelhouder. Bovendien moet de onroerende zaak ten minste drie jaar tot het ondernemingsvermogen blijven behoren. Bij verkoop van die onroerende zaak binnen drie jaar is alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd.
Afschrijving tot 50% van de WOZ-waarde
Van belang verder is dat op grond van het Belastingplan 2019 B.V.’s nog maar kunnen afschrijven tot 100% van de WOZ-waarde voor onroerende zaken in eigen gebruik. Ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen afschrijven tot op 50% van de WOZ-waarde van de onroerende zaken in eigen gebruik.
Geen gebruikelijk loon meer
Wanneer een aanmerkelijkbelanghouder werkzaamheden verricht voor zijn B.V. moet hij een gebruikelijk loon ontvangen. Zeker wanneer de B.V. in financieel zwaar weer zit, is het uitbetalen van het (gebruikelijke) loon mogelijk problematisch. Ook bezien vanuit de beperking van de mogelijkheid verliezen voorwaarts te verrekenen. Bij terugkeer naar de IB-onderneming hoeft de ondernemer geen gebruikelijk loon meer in aanmerking te nemen en wordt de onderneming verlost van het uitbetalen van het gebruikelijk loon.
Meer weten?
Tijdens de Masterclass inbreng in en terugkeer uit de B.V. gaat mr. Almer de Beer dieper in op dit onderwerp.
Wet: art. 3.54a Wet IB 2001 en art. 14c Wet VPB 1969
Besluit: Besluit geruisloze terugkeer van 27 december 2005, CPP2005/2573M
Geef een reactie