De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft onlangs de voorwaarden van de subsidieregeling praktijkleren, die per 1 januari 2014 in werking treedt, opgenomen in een concept. Dit concept ligt nu bij de Tweede Kamer. De voorwaarden worden op 1 november 2013 officieel gepubliceerd in de Staatscourant.
Het is inmiddels algemeen bekend dat de nieuwe subsidieregeling praktijkleren per 1 januari 2014 in de plaats komt van de afdrachtvermindering onderwijs. Uit het onlangs verschenen concept blijkt dat de nieuwe subsidieregeling alleen gaat gelden voor de volgende groepen:
- deelnemers aan een mbo-beroepsbegeleidende leerweg (bbl);
- studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek (inclusief landbouw en natuurlijke omgeving), bestaande uit een combinatie van leren en werken;
- promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de KNAW of NWO;
- werknemers van een privaatrechtelijke rechtspersoon of TNO die promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen.
Subsidiebedrag
Werkgevers die een subsidie willen krijgen, kunnen hiervoor een aanvraag indienen tot en met 15 september na het studiejaar waarvoor zij subsidie aanvragen. Na 15 september telt Agentschap NL (die verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze subsidieregeling) alle gerealiseerde leerwerkplaatsen per sector op. Dit kunnen ook halve of kwart plaatsen zijn, afhankelijk van de begeleidingsduur in het afgelopen studiejaar. Vervolgens wordt het beschikbare bedrag per sector gedeeld door het aantal plaatsen. Het bedrag per plaats bedraagt maximaal 2700 euro. Voor 2014 is het totale subsidiebudget van circa 205 miljoen euro als volgt verdeeld. Mbo sector: ongeveer 190 miljoen euro, dat is circa 92% van het totale budget. Hbo sector: circa 8 miljoen euro, dat is ongeveer 4% van het totale budget. Promovendi/toio’s: circa 7 miljoen euro, dit komt neer op ongeveer 3% van het totale budget.
Subsidievoorwaarden
Om in aanmerking te komen voor de subsidie moeten werkgevers voldoen aan diverse voorwaarden. Een van de belangrijkste voorwaarden voor het mbo en hbo is dat het bedrijf een erkend leerbedrijf moet zijn. Het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming voor een mbo-er verzorgt, moet bovendien een gunstige beoordeling hebben gekregen van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven. In het hbo moet de onderwijsinstelling met erkende croho-opleidingen ervoor zorgen dat de student het praktijkdeel bij een bedrijf vervult dat goede begeleiding biedt.
Schriftelijke overeenkomsten
Voor het mbo geldt dat de beroepspraktijkvorming door een bedrijf moet plaatsvinden aan de hand van een overeenkomst tussen deelnemer, onderwijsinstelling, bedrijf en kenniscentrum. De overeenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de begeleiding en het deel van de kwalificatie dat moet worden behaald en de beoordeling daarvan. Voor het hbo moet de begeleiding door een bedrijf plaatsvinden op grond van een overeenkomst tussen de student, het bedrijf en de onderwijsinstelling. In die overeenkomst moeten de begeleiding van de student en de kwaliteiten worden geregeld die de student moet realiseren op de praktijkplaats.
Onderwijsuren
Een ander belangrijk aandachtspunt is het aantal uren dat geldt voor het onderwijsprogramma van een mbo-bbl opleiding. Elk studiejaar moet namelijk worden voldaan aan minimaal 200 uur begeleide onderwijsuren en minstens 610 klokuren beroepspraktijkvorming. Deze eis geldt echter niet voor werkgevers die vóór 1 augustus een BBL-praktijkovereenkomst hebben gesloten. Tot slot geeft de minister aan dat een deelnemer of student een volledig onderwijsprogramma voor een erkend kwalificerend diploma moet volgen en de opleidingen geregistreerd moeten zijn in het centraal register beroepsopleidingen (Crebo) of in het centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho).
Meer informatie: ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 16 september 2013, nr. 533363
Geef een reactie