De Belastingdienst kan de ondernemer vragen om informatie te verstrekken over zijn eigen positie, of voor de belastingheffing van derden. De ondernemer is dan verplicht hieraan mee te werken, maar kan wel in beroep gaan tegen de informatiebeschikking van de fiscus.
De Belastingdienst heeft de bevoegdheid om belastingplichtigen te benaderen met het verzoek om informatie te verstrekken. Zeker voor de ondernemer die de bewaar- en administratieplicht in acht moet nemen vergt het voldoen aan dit verzoek veel tijd, geld en moeite. Als de belastingplichtige het niet eens is met het verzoek om informatie zal hij dit aan de inspecteur laten weten. De inspecteur zal daarna vaak in overleg treden met de belastingplichtige. Als beiden het niet eens worden en de inspecteur houdt vast aan het informatieverzoek en de belastingplichtige weigert aan het verzoek tegemoet te komen, kan de inspecteur een informatiebeschikking nemen. Hierin staat onder meer de reden van het verzoek om informatie.
Beroep
De informatiebeschikking kan de ondernemer uiteindelijk voor de rechter aanvechten. Als de rechter oordeelt dat de informatiebeschikking ten onrechte is afgegeven, vernietigt hij deze en is geen sprake van omkering van de bewijslast omdat niet is voldaan aan de informatieplicht. Omkering van de bewijslast volgt dus niet automatisch uit de wet. Pas als sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking vindt omkering van de bewijslast plaats. Er vindt ook geen omkering van de bewijslast plaats als de inspecteur geen informatiebeschikking afgeeft of als hij een informatiebeschikking terugneemt.
Omkering bewijslast
Omkering van de bewijslast wordt wel toegepast als de ondernemer niet meewerkt aan het informatieverzoek en een naheffingsaanslag krijgt. De omkering van de bewijslast heeft twee gevolgen:
- De ondernemer krijgt de bewijslast.
- Het verzwaart zijn bewijslast. Dat wil zeggen dat het niet meer voldoende is dat de ondernemer aannemelijk maakt dat de naheffingsaanslag onjuist is, maar dat hij dit overtuigend moet bewijzen.
Informatiebeschikking
Onlangs vocht een man de informatiebeschikking aan bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het ging om een man die samen met zijn vrouw handelde in bromfietsen en in onderdelen daarvoor. Nadat de inspecteur een onderzoek instelde naar mogelijk ondernemersactiviteiten, bleek dat het echtpaar maar een summiere administratie bijhield. Aan de verschillende informatieverzoeken die de fiscus deed betreffende de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010, voldeed het echtpaar slecht gedeeltelijk. Daarom gaf de inspecteur een informatiebeschikking af. De informatiebeschikking betrof de volledige kas- bank- en in- en verkoopadministratie over 2007 tot en met 2010 en de inkoopverklaringen, voorraadadministratie en winst- en verliesrekening over deze jaren. De man ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.
Hobby
De inspecteur stelde dat de man in de jaren 2007 tot en met 2010 ondernemer was en daarom administratieplichtig was. De rechter oordeelde echter dat de inspecteur dit niet aannemelijk had gemaakt, terwijl de bewijslast bij de fiscus lag. De man had daarentegen geloofwaardig aangevoerd dat hij tot april 2009 naast zijn hobby met de bromfietsen nog een voltijdbaan had als tandtechnicus en zijn vrouw in die tijd ook een baan had. De bezigheden lagen in het verlengde met hun lidmaatschap van de brommervereniging. Pas vanaf 1 april 2009 was sprake van een onderneming en was de man administratieplichtig. De rechter oordeelde dat de inspecteur slechts voor de periode van 1 april 2009 tot en met 31 december 2010 een informatiebeschikking had mogen afgeven. Het beroep van de man was gegrond voor zover de informatiebeschikking betrekking had op 2007, 2008 tot april 2009.
Wet: artikel 52a, eerste lid AWR en artikel 3.4 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17 juli 2013 (gepubliceerd op 5 september 2013), ECLI:NL:RBZWB:2013:5605
Geef een reactie