Het besluit over de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen en de inhaal- en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning, die vorig jaar is gepubliceerd is onlangs geactualiseerd. Dit besluit bevat drie nieuwe goedkeuringen die gericht zijn op de berekeningswijze van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting.
Keuzeregime
Het kan voor de buitenlandse belastingplichtigen soms fiscaal en financieel voordelig zijn om te worden behandeld als binnenlandse belastingplichtige. De keuzeregeling biedt deze mogelijkheid. Als een buitenlande belastingplichtige hiervan gebruik wil maken moet hij zijn wereldinkomen opgeven voor de belastingheffing in Nederland. Hij kan dan bij de opgave van het inkomen uit werk en woning (box 1) het saldo van de negatieve inkomsten uit de in het woonland gelegen eigen woning in aftrek brengen. De fiscus kan deze negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning echter terugnemen als (in een toekomstig jaar per saldo) sprake is van positieve ‘buitenlandse’ inkomsten. Deze negatieve inkomsten worden ook teruggenomen als de belastingplichtige in latere jaren niet meer kiest voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige. Deze terugname- en inhaalregeling zouden volgens Hof Den Bosch (LJN: BV7552) in strijd zijn met Europees recht.
Besluit van 14 juni 2012
De staatssecretaris heeft op 14 juni 2012 naar aanleiding van deze uitspraak een besluit gepubliceerd waarin hij het volgende goedkeurt. Buitenlandse belastingplichtigen met een inkomen die voor 90% of meer in Nederland is belast en bij wie op grond van de keuzeregeling de negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning in mindering op het inkomen uit werk en woning zijn gekomen, krijgen niet meer te maken met de terugname- en inhaalregeling. Met andere woorden de negatieve inkomsten uit eigen woning worden onder voorwaarden niet meer (in enig jaar) teruggenomen of ingehaald.
Voorwaarden
Om in aanmerking te komen voor deze goedkeuring kijkt de Belastingdienst allereerst of aan de 90%-eis is voldaan. In het geval van fiscaal partnerschap is het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner van belang. Als de partner niet voor de keuzeregeling heeft geopteerd, mag de belastingplichtige alleen zijn eigen deel van de hypotheekrenteaftrek opvoeren. De belastingplichtige of zijn fiscale partner mag bovendien geen recht hebben op hypotheekrenteaftrek in het woonland. Hiermee wil de staatssecretaris dubbele aftrek voorkomen. Een andere belangrijke voorwaarde is dat de buitenlandse belastingplichtige inwoner moet zijn van een EU-land of een van de EER-landen (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).
Geactualiseerd besluit
In het geactualiseerd besluit dat op 14 mei 2013 in werking is getreden zijn drie nieuwe goedkeuringen opgenomen voor buitenlandse belastingplichtigen die voldoen aan de 90%-eis en die ook nog inkomsten hebben die niet in Nederland zijn belast. De goedkeuringen hebben betrekking op de berekeningswijze van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting.
‘Per country’ methode
Zo mag bij buitenlandse belastingplichtigen die aan de 90%-eis voldoen de ‘per country’ methode (berekening per land gemaakt) worden toegepast in plaats van de ‘overall methode’. In beginsel wordt de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting berekend over het totale buitenlandse inkomen (‘overall methode’) wanneer de niet in Nederland belaste inkomsten van een kiezende buitenlandse belastingplichtige afkomstig zijn uit meerdere landen. Een kiezende buitenlandse belastingplichtige die buitenlandse negatieve inkomsten, anders dan die uit eigen woning, in combinatie met positieve inkomsten uit een ander land heeft, zou zonder deze goedkeuring namelijk niet voor alle buitenlandse positieve inkomsten vermindering krijgen.
Belastingdeel heffingskorting
De staatssecretaris keurt ook goed dat vermindering vanwege keuzerecht bij buitenlandse belastingplichtigen die aan de 90%-eis voldoen, wordt berekend voordat de heffingskorting is toegepast. Normaal gesproken gebeurt dat na toepassing van de heffingskorting. Dit zou betekenen dat het belastingdeel van de heffingskorting evenredig wordt toegedeeld aan de Nederlandse en de buitenlandse inkomsten.
Inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden aftrek
Om ervoor te zorgen dat de uitgaven voor inkomensvoorzieningen en de persoonsgebonden aftrek volledig in aanmerking worden genomen, worden de uitgaven die op grond van de keuzeregeling in mindering op het inkomen uit werk en woning zijn gekomen, niet opgeteld bij het noemerinkomen. Door deze uitgaven bij het noemerinkomen op te tellen worden deze uitgaven namelijk evenredig toegerekend aan de Nederlandse en de buitenlandse inkomsten. De staatssecretaris vindt dat niet gewenst voor gevallen waarbij het inkomen van de buitenlandse belastingplichtige voor 90% of meer in Nederland is belast.
Verzoek indienen
De staatssecretaris merkt nog op dat voor aanslagen die zien op jaren ná 2012 de Belastingdienst de goedkeuringen automatisch zal toepassen. De goedkeuringen gelden ook voor aanslagen tot en met belastingjaar 2012, die op de datum van dit besluit nog niet onherroepelijk vaststaan. De belastingplichtige moet in dat geval zelf een verzoek indienen bij de Belastingdienst.
Wet: artikel 2.5 Wet IB 2001, artikel 3 en 6 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting
Meer informatie: Ministerie van Financiën, Besluit van 13 mei 2013, nr. DGB 2013/201M
Geef een reactie