Sinds 1 augustus 2007 kent Nederland de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi). De vbi maakt het mogelijk om te beleggen via een beleggingsfonds zonder dat de resultaten onder de vennootschapbelasting vallen. De aandeelhouders-natuurlijke personen in een vbi betalen wel inkomstenbelasting.
Vbi
Een vbi is een beleggingsvennootschap die subjectief is vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. Daarnaast hoeft de vbi in beginsel geen dividendbelasting in te houden op haar dividenduitkeringen. Daar tegenover staat dat de vbi geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting (of andere ingehouden heffingen) op de door haar ontvangen dividenden of andere inkomsten.
Verzoek
Een beleggingsinstelling moet de Belastingdienst verzoeken om te worden aangemerkt als vbi. Zij moet dit verzoek uiterlijk indienen in (de loop van) het jaar waarin zij de vbi-status wil verkrijgen. De vbi-status kan alleen ingaan aan het begin van een boekjaar.
Voorwaarden vbi
Een beleggingsinstelling moet voldoen aan de volgende voorwaarden om de kwalificatie van vbi te kunnen krijgen:
- zij moet voldoen aan de definitie van ‘beleggingsinstelling’ die daartoe specifiek in de wet is opgenomen;
- zij moet de nv als rechtsvorm hebben. Een fonds voor gemene rekening of een met de nv vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon kan ook een vbi zijn;
- zij mag alleen beleggen in financiële instrumenten. Voor de vbi tellen banktegoeden ook als financiële instrumenten. Beleggen in direct vastgoed en bijzondere, beperkt te verhandelen fondsen is niet toegestaan;
- zij mag naast beleggen geen andere activiteiten verrichten, bijvoorbeeld geldleningen verstrekken aan derden. De beleggingsinstelling mag evenmin haar aandelen of activa laten dienen als voorwerp van zekerheid voor schulden van bv’s met (onder andere) niet-beleggingsactiviteiten;
- er moet sprake zijn van risicospreiding van de beleggingen;
- de beleggingsinstelling mag maar in beperkte mate geldleningen opnemen;
- de aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid worden op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa van de instelling direct of indirect ingekocht of terugbetaald.
Definitie beleggingsinstelling
Vanaf 22 juli 2013 verwijst de wet voor het begrip beleggingsinstelling naar de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze verwijzing heeft als onbedoeld neveneffect dat instellingen voor collectieve beleggingen in effecten niet meer kwalificeren als beleggingsinstellingen. De wetgever wil deze instellingen niet uitsluiten van de vbi-status. Daarom bevat het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014 een aparte definitie van het begrip ‘beleggingsinstelling’ voor de vbi. Onder deze definitie is een beleggingsinstelling een lichaam waarin voor collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goeden zijn of worden opgenomen. Het doel van deze instelling moet zijn om de deelnemers te laten delen in de opbrengsten van de beleggingen. De voorgestelde definitie zal met terugwerkende kracht in werking treden op 22 juli 2013.
Aanmerkelijk belang in vbi
Voor natuurlijke personen die een aanmerkelijk belang (ab) houden in de vbi geldt in beginsel hetzelfde als voor ab-houders in bv’s en gewone nv’s. Ook de ab-houder in een vbi moet dus 25% ab-heffing betalen als hij zijn aandelen met winst verkoopt of wanneer de vbi winst uitkeert. Als de vbi in een jaar echter minder dan 4% dividend per jaar uitkeert, past de fiscus een correctie toe. Deze correctie bedraagt 4% van de waarde in het economische verkeer van het ab in de vbi aan het begin van het kalenderjaar. Door dit fictieve rendement betaalt de ab-houder minimaal 1% heffing per jaar over het vermogen in de vbi. Dit fictieve rendement verhoogt wel de verkrijgingsprijs van het ab in de vbi voor zover dit meer bedraagt dan de daadwerkelijke dividenduitkering. Het fictieve rendement leidt dus alleen tot eerdere belastingheffing, niet tot een verhoging hiervan.
Uitzonderingen forfaitair voordeel
Het forfaitaire voordeel van 4% is niet van toepassing op een ab in:
- banken, hypotheekbanken en verzekeringsmaatschappijen die officieel zijn genoteerd op de effectenbeurzen binnen de EU, in Zürich, New York en /of Tokio;
- vennootschappen waarvan de feitelijke werkzaamheden aanmerkelijk verschillen van beleggen of daarmee overeenkomende werkzaamheden;
- vennootschappen die zijn onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing.
Wet: artikel 6a Vpb 1969
Meer informatie: Overige fiscale maatregelen 2014, 17 september 2013
Geef een reactie