De staatssecretaris van Financiën heeft op 19 september 2013 een besluit geactualiseerd waarin hij de btw-gevolgen toelicht bij diverse vormen van levering en verhuur van vastgoed. Ook bevat dit besluit enkele verduidelijkingen naar aanleiding van rechtspraak. In deze verdieping komen enkele punten van het besluit aan de orde.
Gefaseerde ingebruikneming
Normaal gesproken is de levering en verhuur van onroerende zaken vrijgesteld van btw. Maar de levering van een gebouw vóór, op het moment van of binnen twee jaar na de eerste ingebruikneming is belast met btw. Als een gebouw bestaat uit een aantal zelfstandige delen, vindt de ingebruikneming gefaseerd plaats, namelijk per zelfstandig onderdeel. Volgens de staatssecretaris doet het feit dat alleen sprake kan zijn van één eerste ingebruikneming daaraan niets af. Hij ontleent dit standpunt uit een arrest van de Hoge Raad. Als sprake is van een ondeelbare onroerende zaak, vindt de eerste ingebruikneming plaats zodra het eerste deel van deze zaak conform de objectieve bestemming duurzaam in gebruik wordt genomen.
Goedkeuring optie belaste levering
Onder voorwaarden is het ook mogelijk te opteren voor een btw-belaste levering. Eén van de voorwaarden is dat de afnemer de onroerende zaak moet gebruiken binnen de zogeheten wettelijke referentieperiode. Dat betekent dat de ingebruikneming uiterlijk plaatsvindt in het boekjaar dat volgt op het boekjaar van levering. De afnemer kan soms niet aan deze voorwaarde voldoen als er nog werkzaamheden aan de onroerende zaak plaatsvinden. De staatssecretaris keurt goed dat in deze situatie toch een btw-belaste levering mogelijk is als:
- de afnemer de onroerende zaak zowel in het jaar van feitelijke ingebruikneming en het daaropvolgende boekjaar voor minstens 90% gebruikt voor belaste prestaties;
- de leverancier en de afnemer akkoord gaan dat wordt gehandeld alsof zij rechtsgeldig hebben gekozen voor een belaste levering. Daarbij aanvaarden zij de gevolgen die de wet- en regelgeving hieraan verbinden. Bijvoorbeeld het opnieuw gaan lopen van de herzieningstermijn bij de afnemer;
- de afnemer zijn instemming laat blijken door middel van een gedateerde en door hem ondertekende verklaring. De afnemer moet deze verklaring binnen vier weken na overschrijding van de wettelijke referentieperiode hebben opgenomen in zijn boekhouding;
- de leverancier ermee instemt dat de naheffingstermijn (waaronder de naheffing wegens niet voldoen aan de 90%-eis) en de termijn waarin de btw-aftrek in verband met de geleverde onroerende zaak wordt herzien pas ingaan in het boekjaar waarin de afnemer de onroerende zaak feitelijk gaat gebruiken om uitgaande prestaties te verrichten. Deze instemming moet blijken uit een gedateerde en door de leverancier ondertekende verklaring die hij binnen vier weken na overschrijding van de wettelijke referentieperiode heeft opgenomen in zijn boekhouding.
Verhuur van congresruimte
Bij de verhuur van onroerende zaken die dienen als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimten is meestal sprake van kortdurende verhuur. Bovendien gaat het vaak ook om veel en telkens wisselende huurders die in verschillende mate recht hebben op btw-aftrek. Voor de verhuurder kan het in deze situatie lastig zijn om te controleren of hij voldoet aan de voorwaarden voor belaste verhuur. Hij mag van de staatsecretaris echter belast verhuren zonder dat hij daarvoor samen met de huurder opteert. De verhuurder hoeft evenmin na te gaan in welke mate de huurders recht hebben op btw-aftrek. Aan deze goedkeuring zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- de huurder huurt de congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte voor maximaal één maand. Deze voorwaarde geldt per afzonderlijke locatie.
- de huurder gebruikt de gehuurde ruimte uitsluitend als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte.
- de verhuurder laat de huurder duidelijk weten dat de verhuur van de ruimte belast plaatsvindt. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door een duidelijke vermelding op de prijslijst of met een duidelijke bepaling in de huurovereenkomst.
Deze goedkeuring geldt ook voor andere onroerende zaken, zoals ruimten in een hotel-, café- en restaurantbedrijf, voor zover die in het kader van de betreffende verhuur uitsluitend worden gebruikt als congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte.
Wet: artikel 11, eerste lid, onderdeel a OB 1968
Meer informatie: ministerie van Financiën, 19 september 2013, BLKB2013/1686M
Geef een reactie