Een werknemer die bij een (voortijdig) ontslag een ontslagvergoeding meekrijgt voor gederfd of te derven loon, kan de belastingheffing hierover uitstellen door gebruik te maken van de stamrechtvrijstelling. Hieraan zijn wel strikte voorwaarden verbonden. Voldoet men niet aan de voorwaarden, dan is de ontslagvergoeding alsnog belast.
Stamrechtvrijstelling
Een stamrecht is een recht op toekomstige periodieke uitkeringen. Dit houdt in dat de aanspraak niet belast is, maar dat de periodieke uitkeringen die later uit de aanspraak voortvloeien loon zijn voor de loonbelasting. De voormalige werkgever kan bij het overmaken van het bedrag op de rekening van de verzekeraar of de geblokkeerde derdenrekening van een advocaat of notaris onder voorwaarden de stamrechtvrijstelling in de loonbelasting toepassen. Maar men kan een stamrecht ook onderbrengen bij een eigen stamrecht-bv. Zie in dit kader het bericht ‘Fiscale gevolgen bij uitbetaling van ontslagvergoeding’. Daarnaast is de stamrechtvrijstelling sinds 1 januari 2010 ook van toepassing als gebruik wordt gemaakt van een stamrechtspaarrekening of een stamrechtbeleggingsrekening.
Voorwaarden
Voor de toepassing van de stamrechtvrijstelling gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
- de aanspraak voorziet in periodieke uitkeringen die aan de (voormalig) werknemer toekomen en die uiterlijk ingaan in het jaar waarin hij met pensioen gaat. De aanspraak mag ook voorzien in periodieke uitkeringen die bij eerder overlijden ingaan en die toekomen aan een van de volgende personen:
- zijn (gewezen) echtgenoot/echtgenote;
- degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat;
- zijn (pleeg)kinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt;
- de aanspraak is ondergebracht bij een verzekeraar die in de Wet op de loonbelasting wordt genoemd;
- de aanspraak mag onder meer niet voortvloeien uit een (pre)pensioen- of VUT-regeling die is afgekocht of vervreemd of die onzuiver is.
Als een werkgever niet mee wil werken aan de stamrechtvrijstelling, kan de werknemer op grond van een goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën via de aangifte inkomstenbelasting alsnog gebruik maken van de stamrechtvrijstelling (besluit van 9 september 2010, nr. DGB 2010/2733M).
Aanspraak
In 2008 deed de Hoge Raad een belangrijke uitspraak over de stamrechtvrijstelling (ECLI:NL:HR:2008:BD3162). De rechter oordeelde toen dat een ontslagvergoeding kan worden gesplitst in een deel waarop de vrijstelling van toepassing is en een ander deel dat belast is. De stamrechtvrijstelling kan daarnaast ook worden toegepast als men een afkoopsom ineens is overeengekomen. Dit valt af te leiden uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ2930). De strekking van het arrest is zo ruim dat een dergelijk recht ook aanwezig moet worden geacht als de werknemer al voor het ontslag in een arbeidsvoorwaarde had gekozen voor een (aanspraak op) eenmalige ontslaguitkering. Maar let op, het recht op een stamrecht kan ook kwalificeren als een regeling voor vervroegd uittreden. De werkgever kan in dat geval de eindheffing van 52% verschuldigd zijn. Het is daarom aan te raden de Belastingdienst vooraf om goedkeuring te vragen voor de toepassing van de stamrechtvrijstelling.
Let op: Per 1 januari 2014 wordt de stamrechtvrijstelling afgeschaft. Als het aan het kabinet ligt vervalt per die datum de fiscale facilitering van nieuwe stamrechten. Wie op 1 januari 2014 vergoedingen ter vervanging van gederfd of te derven loon ontvangt, moet dus in het jaar van ontvangst over het volledig bedrag inkomstenbelasting betalen. Wel kunnen bestaande stamrechten die onder de stamrechtvrijstelling vallen, in 2014 zonder heffing van revisierente ineens worden uitgekeerd. Op het uitkeringsmoment wordt bovendien slechts 80% van het totale uitgekeerde bedrag in de belastingheffing betrokken. Het doet er niet of het stamrecht is ondergebracht in een stamrecht-bv, bij een beleggingsinstelling, een bank of een verzekeraar.
Wet: artikel 11, lid 1, onderdeel g Wet loonbelasting 1964
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 6 september 2013 (gepubliceerd op 26 september 2013), ECLI:NL:GHSHE:2013:4158
Geef een reactie