De commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft een reactie gegeven op de internetconsultatie Uitbreiding btw-herzieningsregels voor kostbare diensten.
Doel van het voorstel is om onevenwichtigheid weg te nemen in het volgen van de aftrek van btw bij de aanschaf van bedrijfsmiddelen naar gelang het een (investerings)goed of (investerings)dienst betreft. De Orde verzoekt nadrukkelijk om het voorstel in de huidige vorm te heroverwegen op een aantal punten.
Administratieve lasten
De NOB meent dat door uitbreiding van de bestaande herzieningsregels naar kostbare diensten, belastingplichtigen worden geconfronteerd met een administratieve lastenverzwaring. Er wordt verzocht om aan te geven in hoeverre deze lastenverzwaring wordt gerechtvaardigd door het beoogde doel van het voorstel in relatie tot het financiële belang.
Overgangsregeling
Hoewel de Orde benadrukt dat het van belang is om het voorstel zo spoedig mogelijk definitief te maken, geven zij in overweging het voorstel een jaar later in werking te laten treden (per 1 januari 2019) of te voorzien in een overgangsregeling, als het voorstel pas in het najaar van 2017 wordt gefinaliseerd. Ook vraagt de NOB het ontbreken van een overgangsregeling te verduidelijken op een aantal punten.
Afschrijvingsbegrip
Op basis van een aantal onduidelijkheden en praktische bezwaren moedigt de Orde aan een eigen begrip voor kostbare diensten te introduceren voor de heffing van btw. Zo vraagt de NOB zich bijvoorbeeld af of het afschrijvingsbegrip in de inkomsten- en de vennootschapsbelasting wel naadloos aansluit bij de diensten die in de Btw-richtlijn worden genoemd.
Investeringsgoed
Verder meent de Orde dat als dit voorstel wordt geïmplementeerd eveneens het begrip investeringsgoed in de Wet op de omzetbelasting 1968 en de uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 moet worden geïmplementeerd om de Nederlandse regelgeving aan te laten sluiten bij de Btw-richtlijn.
Meer informatie: NOB, 16 juni 2017
Geef een reactie