Met ingang van 2019 is de looptijd van de 30%-regeling voor ingekomen werknemers verkort naar vijf jaar. Na veel gedoe is er overgangsrecht geregeld voor de meeste werknemers die al gebruik maakten van de regeling. Eind goed, al goed zou je denken… toch zijn er ook na deze wijziging nog een paar opvallende zaken die volgens Hans de Vries, tax director bij Andersen Tax & Legal, beter geregeld kunnen worden.
Volgens de wettekst gaat de 30%-regeling in op de eerste dag van de tewerkstelling. Logisch natuurlijk. Toch is dit voor de belastingdienst blijkbaar lastig. Op de beschikking die wordt afgegeven staat namelijk altijd als ingangsdatum de eerste dag van de maand waarin de werknemer is gestart. Dat kan in een slecht geval toch vier weken looptijd schelen. En met een totale looptijd van maar maximaal vijf jaar is dat best relevant. De belastingdienst zou er daarom goed aan doen de wet uit te voeren en de correcte ingangsdatum op de beschikking te vermelden.
Looneis
Eén van de voorwaarden waaraan de ingekomen werknemer moet voldoen om de 30%-bewijsregel te krijgen én te houden is de looneis. Afhankelijk van leeftijd en opleiding geldt de reguliere looneis (€ 37.743) of de verlaagde looneis (€ 28.690). En dan zijn er nog een paar specifieke beroepsgroepen waarvoor geen enkele looneis geldt. Op de beschikking die de belastingdienst afgeeft staat niet vermeld aan welke looneis de werknemer blijvend moet voldoen. De werkgever van een werknemer van 28 die € 40.000 per jaar verdient (inclusief 30%-vergoeding) kan niet aan de beschikking zien of er maximaal € 2.257 of maximaal € 11.310 aan 30%-vergoeding onbelast mag blijven. Het zou voor de praktijk én trouwen ook voor de controle door de belastingdienst een stuk eenvoudiger zijn als op de beschikking vermeld wordt of en zo ja, welke looneis geldt.
Looneis – nog een puntje
Op het punt van de looneis is nog wel een tweede verbetering mogelijk, die wellicht nog veel belangrijker is. De 30%-regeling zegt dat de werknemer (blijvend) moet voldoen aan de looneis. Maar daarbij wordt verwezen naar het loon zoals dat geldt in de inkomstenbelasting. Daardoor telt niet alleen het loon mee dat de ingekomen werknemer van de werkgever ontvangt die de 30%-regeling toepast, maar bijvoorbeeld ook buitenlands pensioeninkomen of looninkomen dat de werknemer van een andere (buitenlandse) werkgever krijgt. Hierdoor kan een in het buitenland wonende commissaris van een Nederlandse vennootschap die vrijwel nooit in Nederland is toch 30% van zijn commissarisbeloning onbelast ontvangen. Ter dekking van welke extra kosten ook al weer? Ik pleit er daarom voor om de looneis te toetsen aan het loon dat de ingekomen werknemer ontvangt van de inhoudingsplichtige die de regeling toepast.
Verdiepingscursus
Wilt u meer weten over de internationale aspecten van de loonheffingen in het algemeen en de 30%-regeling in het bijzonder, kom dan naar de Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffingen die Hans de Vries verzorgt op 10 april 2019. > Meer informatie en aanmelden
Geef een reactie