Bij het bestuderen van de verschillende kamerstukken heeft staatssecretaris Wiebes in onze ogen voor wat verwarring gezorgd. Deze kunnen snel en simpel worden opgelost.
Verwarring 1
In het voorgestelde art. 38n lid 4 staat bepaald dat als de DGA zijn PEB omzet in een oudedagsvoorziening dan wel afkoopt de partner hiermee schriftelijk moet instemmen. Hetzelfde geldt voor ex-partners voor zover zij nog een aanspraak hebben op partnerpensioen en/of ouderdomspensioen (met uitzondering van geconverteerde aanspraken die zijn afgestort bij een verzekeringsmaatschappij). In art. 12c lid 2 UBLB komt te staan dat deze groep (ex-)partners ook het informatieblad moeten ondertekenen.
Staatssecretaris Wiebes heeft in de nota naar aanleiding van het verslag van 26 oktober 2016 aangegeven, dat alle partners akkoord moeten gaan (ook al hebben zij bij echtscheiding geen recht op bijzonder partnerpensioen of ouderdomspensioen). De reden: anders zouden de uitvoeringskosten te hoog zijn. Dit is in lijn met het bepaalde in art. 38n lid 4 LB1964 jo. 12c lid 2 UBLB. Echter in de nota naar aanleiding van het verslag van 6 februari 2017 geeft de staatssecretaris aan, dat ‘Familieleden, vrienden en relaties waarvoor geen pensioentoezegging is gedaan, dan wel geen recht op (partner)pensioen meer bestaat, hoeven dan ook niet mee te tekenen’. Deze uitspraak ervaren wij als tegenstrijdig. Moet de partner zonder aanspraken nu wel of niet mee tekenen? Voor de praktijk is het essentieel om antwoord te hebben op deze vraag. Immers wordt niet voldaan aan de eisen van de wetgever, dan koopt de DGA zijn pensioen af onder de regels van art. 19b (heffing van in de praktijk 72% van de waarde in het economisch verkeer van de pensioenaanspraken). Zie art. 38n lid 2 LB1964.
Verwarring 2
In het verslag van 26 oktober 2016 stelt hij in antwoord op vragen van de NOB dat de instemming van de ex-partner niet noodzakelijk is indien deze een volledig eigen pensioenaanspraak heeft die is afgestort bij een verzekeringsmaatschappij. Volgens Wiebes is daar sprake van wanneer partijen conversie zijn overeengekomen en dit geconverteerde recht op pensioen van de ex-partner is afgestort bij een verzekeringsmaatschappij. Ook dat lijkt duidelijk. Maar hoe zit het als de geconverteerde aanspraken niet bij een verzekeringsmaatschappij zijn ondergebracht, maar bij een andere in art. 19a LB1964 genoemde uitvoerder, waaronder de B.V. van de DGA? Op deze vraag lijkt hij antwoord te geven in de nota naar aanleiding van het verslag van 6 februari 2017. Hier spreekt staatssecretaris Wiebes ineens over geconverteerde aanspraken (zonder daar de voorwaarde aan te verbinden dat deze moeten zijn afgestort bij een verzekeraar). Ons inziens ook de meest logische uitleg. Maar volgt de staatssecretaris onze uitleg ook? Voor de uitvoeringspraktijk ook weer erg handig om te weten gezien de zware sanctie die de DGA boven het hoofd hangt.
Verwarring 3
De ex-partner die een geconverteerd eigen pensioenrecht heeft gekregen is mogelijk vogelvrijverklaard. Waarom? De staatssecretaris geeft aan dat in de situatie dat sprake is van conversie de DGA zijn of haar ex-partner niet meer om een handtekening hoeft te vragen bij afkoop of omzetting. Wij nemen aan dat de staatssecretaris hiermee bedoelt: ‘afkopen en omzetten van de aanspraken van de DGA zelf’ en dus niet van het geconverteerde deel van de partner. Het lijkt een open deur. Maar de eerste advocaat heeft zich al aangediend die deze zin toch ruimer leest, namelijk dat de DGA ook het geconverteerde deel van zijn ex-partner mag afkopen. Een verduidelijking door de staatssecretaris in dezen zou ook weer erg wenselijk zijn.
Het zou mooi zijn als de staatssecretaris in de Eerste Kamer helderheid geeft over bovenstaande onderwerpen.
Ingrid Leene-Hoedemaeker, zelfstandig pensioendeskundige en MfN registermediator bij Get Smart
Masha Bril, pensioenexpert ABN AMRO MeesPierson
Geef een reactie