De Europese Commissie heeft onlangs een drietal voorstellen gepubliceerd voor de wijziging van de btw-behandeling van online verkopen. Het eerste voorstel (COM(2016) 756) vereenvoudigt de procedure om de btw-locatie van een afnemer vast te stellen. Het tweede voorstel (COM(2016) 757) introduceert een omzetdrempel voor EU-elektronische diensten, een éénloketsysteem voor álle diensten en afstandsverkopen van goederen en het terugbrengen van de bewaartermijn voor achterliggende documenten. Ook de btw-heffing bij invoer moet veranderen; de vrijstelling voor kleine zendingen wordt afgeschaft. Hiervoor in de plaats komt een vrijstelling bij invoer/afstandsverkoop en een vereenvoudigd invoerregime voor zendingen tot € 150. Het derde voorstel (COM(2016) 758) geeft lidstaten de mogelijkheid een laag tarief in te voeren voor elektronische publicaties.
Met deze voorstellen wordt het btw-stelsel beter afgestemd op de praktijk van internetverkopen. Voor de lidstaten gaan de btw-inkomsten met € 7 miljard omhoog, voor het bedrijfsleven verminderen de btw-nalevingskosten met € 2,3 miljard, zo becijfert de Commissie. Het lijkt te mooi om waar te zijn, al blijft het natuurlijk altijd de vraag in hoeverre de plannen van de Commissie de eindstreep gaan halen.
Hieronder alvast de hoofdpunten.
Vereenvoudiging voor vaststellen btw-locatie afnemer – COM (2016) 756
Elektronische B2C-diensten zijn belast in de lidstaat waar de afnemer gevestigd is of zijn gebruikelijke woon- of gebruikelijk verblijfplaats heeft. Ondernemers moeten beschikken over twee afzonderlijke, niet tegenstrijdige bewijsstukken, waaruit deze plaats van de afnemer blijkt. Deze administratieve verplichting drukt zwaar op het midden-en kleinbedrijf. De Commissie stelt dan ook voor om per 2018 genoegen te nemen met slechts één bewijsstuk. Dit geldt alleen voor zover de intra-EU B2C elektronische diensten van een ondernemer in het vorige en het lopende kalenderjaar beneden de € 100.000 blijven.
Omzetdrempel voor e-commerce – COM(2016) 757
Momenteel zijn B2C elektronische diensten altijd belast in de lidstaat van de afnemer. Micro-ondernemers voor wie in eigen land wellicht een kleine-ondernemersregeling geldt, moeten aldus vanaf de eerste euro omzet btw voldoen in de respectievelijke afnemer-lidstaten. Hierdoor is verkopen over de grens voor micro-ondernemers onaantrekkelijk.
Het voorstel is om bij een geringe jaaromzet (maximaal € 10.000) aan elektronische B2C-diensten, deze diensten te belasten in de lidstaat van de leverancier. Deze micro-ondernemer kan dan in zijn eigen lidstaat een beroep doen op een al dan niet geldende kleine-ondernemersregeling.
De omzetdrempel voor elektronische diensten moet ingaan per 2018. Per 2021 moet de drempel gaan gelden voor de som van elektronische diensten én afstandsverkopen. Op verzoek blijft de omzetdrempel buiten toepassing en is – net zoals nu – btw verschuldigd in de lidstaat van de afnemers.
Eénloketsysteem voor alle diensten en afstandsverkopen van goederen – COM(2016) 757
Het éénloketsysteem of MOSS (mini-one-stop-shop) is momenteel alleen beschikbaar voor elektronische B2C-diensten. Deze faciliteit moet beschikbaar worden voor álle diensten en afstandsverkopen van goederen binnen de EU. Een ondernemer kan dan via MOSS-aangifte in één enkele lidstaat de btw betalen voor álle B2C prestaties aan in de EU gevestigde afnemers. De huidige drempels voor heffing in de lidstaat van vertrek bij afstandsverkopen vervallen. Daarvoor in de plaats komt een drempel van € 10.000 voor afstandsverkopen en elektronische diensten tezamen.
De uitbreiding van MOSS en het wijzigen van de afstandsverkoop-drempel moeten ingaan per 2021.
Administratieve vereenvoudigingen / wijzigingen – COM(2016) 757
Op dit moment moet een ondernemer die gebruik maakt van MOSS de factureringsregels toepassen van de lidstaat van zijn respectievelijke afnemers. Per 1 januari 2018 gelden alleen de factureringsregels van de lidstaat van MOSS-registratie.
Bij toepassing van MOSS moet een ondernemer transactiegegevens verzamelen en 10 jaar bewaren. Per 1 januari 2018 geldt de bewaarperiode van de lidstaat van MOSS-registratie, deze is veelal korter.
De MOSS aangifte moet uiterlijk 20 dagen na het verstrijken van het aangiftetijdvak ingediend worden. Per 1 januari 2021 wordt deze periode verlengd naar 30 dagen na het einde van het aangiftetijdvak.
Tot op heden kunnen wijzigingen van een MOSS-aangifte enkel gedaan worden door een wijziging van diezelfde aangifte. Per 1 januari 2021 kunnen wijzigingen in een latere aangifte worden verwerkt.
Afschaffen vrijstelling invoer kleine zendingen – COM(2016) 757
Bij invoer van kleine zendingen geldt momenteel een vrijstelling van btw. Het betreft zendingen met een waarde van niet meer dan € 10 euro tot € 22 (dit bedrag moet door iedere lidstaat worden vastgesteld). De inningskosten voor dergelijke zendingen zouden niet opwegen tegen de opbrengsten.
Door internet is het bestellen buiten de EU steeds eenvoudiger geworden. Het gebruik van de vrijstelling is hierdoor explosief toegenomen. EU-aanbieders zijn voor dergelijke zendingen onaantrekkelijk omdat zij wel btw moeten berekenen. Met het afschaffen van de vrijstelling moet aan deze concurrentieverstoring een einde komen.
De huidige vrijstelling blijkt ook te worden toegepast voor de invoer van zendingen met een veel hogere waarde; regelrechte fraude dus. Ook hier zou het afschaffen van de vrijstelling een helende werking moeten hebben.
De vrijstelling moet per 2021 worden afgeschaft.
Geen invoer-btw bij invoer/afstandsverkoop – COM(2016) 757
Bij afstandsverkopen is btw verschuldigd in het land van aankomst van de goederen. Zijn de goederen eerder ingevoerd vanuit een derde land, dan is aan de EU-buitengrens invoer-btw verschuldigd. De leverancier kan deze invoer-btw terugvragen.
In het voorstel wordt de btw-behandeling van invoer/afstandsverkopen vereenvoudigd. Bij invoer van afstandsverkoop-goederen gaat een vrijstelling gelden. Voorwaarde is dat de opvolgende afstandsverkoop wordt aangegeven onder het nieuwe éénloketsysteem. Het betreffende btw-identificatienummer moet reeds bij invoer worden opgegeven.
De vrijstelling moet per 2021 ingaan.
Vereenvoudigde invoeraangiften voor zendingen tot 150 euro – COM(2016) 757
Bij invoer van zendingen tot € 150 komt een vereenvoudigde btw-douaneregeling beschikbaar. De verschuldigde invoer-btw kan hierbij achteraf elektronisch via een maandelijkse aangifte worden betaald. De regeling moet ingaan per 2021.
Lager btw-tarief ook voor e-publicaties – COM(2016) 758
Op dit moment mogen de lidstaten een laag tarief toepassen voor "boeken, kranten en tijdschriften" op een fysieke drager. Voor elektronische publicaties geldt het normale tarief. Lidstaten die toch een laag tarief toepasten (Frankrijk en Luxemburg) kregen enige tijd geleden een tik op de vingers van het Hof van Justitie. Deze verplichte ongelijke behandeling van in wezen dezelfde informatie wordt steeds meer onwenselijk geacht. De Commissie toont zich gevoelig voor de geluiden uit de lidstaten maar bijvoorbeeld ook uit het Europees Parlement. Met het onderhavige voorstel (COM(2016) 758) wordt het lage tarief beschikbaar voor "boeken, kranten en tijdschriften" ongeacht de wijze waarop zij de consument bereiken (op een fysieke drager of elektronisch). Lidstaten mogen bovendien een tarief gaan hanteren van minder dan 5%, of zelfs een nultarief. Wel geldt de eis dat de publicaties niet uitsluitend of hoofdzakelijk uit muziek- of video-inhoud bestaan.
Mocht dit voorstel worden aangenomen, dan kunnen de lidstaten vrijwel direct het lage(re) tarief gaan hanteren voor (e-)publicaties. De lidstaten zijn hiertoe echter niet verplicht. Het is dan maar de vraag of overal het lage tarief wordt ingevoerd. Een uitbreiding van het lage tarief betekent immers een verlies aan belastinginkomsten.
Wat gaat het worden?
Het lijkt mij een goede zaak als de onderhavige voorstellen ongewijzigd worden ingevoerd. De voorstellen zijn goed doordacht en zullen de btw-afhandeling van e-commerce daadwerkelijk vereenvoudigen. Een kritische noot nog wel voor wat betreft het afschaffen van de vrijstelling voor kleine zendingen. Als de nood echt zo hoog is als de Commissie ons voorspiegelt, waarom vervalt de vrijstelling dan pas over vier jaar? Is het niet zaak om, de aanstaande Amerikaanse president indachtig, EU-leveranciers reeds nu te beschermen tegen oneigenlijke concurrentie?
Geef een reactie