Aan een onzakelijke lening kleeft een dusdanig hoog debiteurenriscico dat een onafhankelijke derde de lening niet zou verstrekken, dan wel slechts tegen een in wezen van de winst afhankelijke rente. Een nog door de Hoge Raad onbeantwoorde vraag is of het verstrekken van een onzakelijke lening een schenking behelst van de schuldeiser aan de schuldenaar
Geen schenking
Deze visie gaat er vanuit dat op het moment van verstrekken van de onzakelijke lening geen sprake is van een schenking. De geldverstrekker verarmt weliswaar, omdat hij een debiteurenrisico aanvaardt dat een derde niet zou aanvaarden, maar de geldnemer verrijkt niet. De geldnemer moet immers nog steeds de volledige hoofdsom van de lening terugbetalen. Is de onzakelijke lening uiteindelijk waardeloos geworden en scheldt de geldverstrekker de lening daarom kwijt, dan is evenmin sprake van een schenking. De schuldeiser verarmt immers niet, ervan uitgaande dat vordering waardeloos is.
Wel schenking
De andere opvatting gaat ervan uit dat op het moment van verstrekken van de onzakelijke lening wel sprake is van een schenking. De geldverstrekker verarmt immers omdat hij een debiteurenrisico aanvaardt dat een derde niet zou aanvaarden. De schuldenaar wordt echter ook verrijkt. Hoewel de schuldenaar de volledige vordering moet terugbetalen, is door het te hoge debiteurenrisico de werkelijke waarde van de schuld namelijk lager dan de nominale waarde. Het feit dat de schuld op de fiscale balans wordt gesteld op de nominale waarde doet daar niet aan af.
De vervolgvraag is dan wat de omvang van de schenking is. Aangenomen wordt wel dat voor het verschil tussen de werkelijke waarde en nominale waarde sprake is een bevoordeling. Als bijvoorbeeld een geldlening wordt verstrekt van € 100.000, terwijl een derde maximaal € 70.000 wil financieren, wordt een schenking aangenomen voor € 30.000. Bij deze visie wordt dus op het moment van het verstrekken van de lening een schenking aangenomen voor € 30.000.
Een andere visie is die waarbij sprake is van een schenking ‘onder opschortende voorwaarde’. Op het moment van verstrekken van de lening is sprake van een schenking, onder de opschortende voorwaarde dat het onzakelijke debiteurenrisico zich voordoet. Doet het debiteurenrisico zich inderdaad voor dan wordt schenkbelasting berekend over het oninbare deel van de lening.
Belang praktijk
Op dit moment is onduidelijk of het verstrekken van een onzakelijke lening een schenking is in de zin van de schenkbelasting. Het is dus nog even afwachten wat de Hoge Raad hier over zegt. Voor de praktijk is wel van belang dat cliënten op dit mogelijke risico worden gewezen.
Op 8 maart 2017 verzorgt mr. Almer de Beer de PE-Pitstop Onzakelijke lening. Een ideale cursus om in een korte tijd uw kennis van de onzakelijke lening te verdiepen of op te frissen!
Geef een reactie