De directeur-grootaandeelhouder van een B.V. kan zijn salaris bij de B.V. niet naar eigen believen vaststellen. De wet verplicht hem om een gebruikelijk loon aan te houden. Dat gebruikelijk loon wordt (per 1-1-2016) ten minste gesteld op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, of, als dat hoger is, het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de B.V. of een daarmee verbonden vennootschap, ofwel € 45.000.
De wetgever heeft de gebruikelijkloonregeling per 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd.
De doelmatigheidsmarge is verlaagd van 30% naar 25%, het toetsingscriterium van de ‘soortgelijke dienstbetrekking’ is vervangen door de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ én de wetgever heeft de bewijslast voor een aanvaardbare hoogte van het loon volledig op de DGA gelegd. Deze aanpassingen hebben tot gevolg dat veel DGA’s een hoger salaris bij de B.V. moeten opnemen. En dat past veelal niet in hun fiscale planning: die vraagt om een lager salaris.
De maatman-DGA
Bij de beoordeling van een gebruikelijk loon voor de DGA moet worden uitgegaan van het loon van iemand in vergelijkbare omstandigheden, in een functie waarbij de werknemer geen aanmerkelijk belang in de B.V. heeft. Het toetsingscriterium was tot 2015 ‘het loon in een soortgelijke dienstbetrekking waarbij het aanmerkelijk belang geen rol speelt’. Dat is gewijzigd: het gaat nu om het loon in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. De DGA moet op zoek naar zijn maatman-DGA, de collega met de meest vergelijkbare dienstbetrekking, en diens loon zien te achterhalen. Die zoektocht is vaak onbegonnen werk. En als die maatman-DGA zich wel eenvoudig laat vinden, kan dat averechts uitpakken. Denk aan vrije beroepers die vanuit een persoonlijke B.V. hun werkzaamheden in een samenwerkingsverband verrichten. Deze ‘verbonden’ DGA’s hebben over en weer ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’ omdat zij dezelfde werkzaamheden in dezelfde organisatie onder dezelfde omstandigheden verrichten. Als deze DGA’s gelijkelijk participeren in het samenwerkingsverband ontvangen, zal de inspecteur streven naar een gelijk salaris voor die samenwerkende DGA’s.
De Hoge Raad heeft de reikwijdte van de gebruikelijkloonregeling in internationale verhoudingen recent fors beperkt. De totstandkoming van het toepasselijke belastingverdrag is hier maatgevend. In binnenlandse verhoudingen is de doorbetaaldloonregeling een beperkende factor. Per 2016 geldt een specifieke regeling voor DGA’s van innovatieve B.V.’s met een S&O-startersverklaring. Met de invoering van het nieuwe toetsingscriterium is de reikwijdte van de afroommethode geminimaliseerd. De Hoge Raad heeft inmiddels beslist dat de afroommethode alleen nog kan worden toegepast als er geen comparable voor de DGA voorhanden is.
Een lager salaris met de WKR en de doelmatigheidsmarge
DGA’s die hun salaris uit de B.V. – al dan niet fiscaal gedreven – op een lager bedrag willen vaststellen kunnen daarvoor de werkkostenregeling benutten. De belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen onder de ‘gerichte vrijstellingen’ maken deel uit van het gebruikelijke loon. Een hogere vergoeding leidt tot een lager salaris in geld. Ook de doelmatigheidsmarge van 25% kan in voorkomende gevallen tot een forse salarisvermindering leiden.
Mr. Hans Zwagemaker verzorgt op 22 maart 2017 de PE-Pitstop Gebruikelijk loon. Deze pitstop biedt u de kennis en het inzicht in de gebruikelijkloonregeling om uw DGA-relaties optimaal te kunnen adviseren. > Meer informatie en aanmelden
Geef een reactie