Afgelopen week was ik in Kenia om een training te geven aan toezichthouders uit de Hoorn van Afrika op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering. Onderwerpen waren onder meer het internationale framework (40 recommendations van de FATF) en het verrichten van onsite en offsite toezicht.
Tevens besteedden we een dag aan de verplichtingen van financiële instellingen op het gebied van cliëntenonderzoek. Uit de discussies bleek dat dit in sommige van de aanwezige landen specifieke uitdagingen voor de instellingen oplevert. Zo heeft, in bepaalde landen, maar een beperkt percentage van de bevolking een paspoort of andere vorm van ID-kaart. De uitdaging start dan al bij het begin.
Politiek Prominente Personen
Een andere uitdaging zijn de politiek prominente personen, beter bekend als PEP’s. PEP’s worden, wereldwijd, als inherent verhoogd risico gezien – denk aan corruptierisico’s – wat inhoudt dat er een verscherpt cliëntenonderzoek is vereist. Maar hoe beoordeel je of een cliënt of UBO kwalificeert als een PEP in landen waar deze mensen steeds wisselen van positie? De zeer ruime scope van de term PEP maakt het nog moeilijker en commerciële tools worden niet altijd als betrouwbaar gezien. Het verkrijgen van de benodigde informatie over onder meer de source of wealth van de PEP’s is daarbij een complicerende factor. Hoewel sommige van de aanwezige landen een soort ‘vermogensregistratie-autoriteit’ kennen, is op de vraag of daarbij volledige openheid van zaken wordt gegeven, stilzwijgend geantwoord.
Verscherpt cliëntenonderzoek
Nederlandse trustkantoren kennen ook de problematiek rondom PEP’s. Artikel 14 lid 4 Rib Wtt beschouwt PEP's als personen die naar hun aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme vormen. Trustkantoren moeten daarom een verscherpt cliëntenonderzoek naar PEP’s verrichten. Het trustkantoor moet dit op adequate wijze doen, de bron van het vermogen vaststellen en een doorlopende controle uitoefenen op de relatie (zie artikel 14 lid 2 en lid 5 Rib Wtt). Het Wetvoorstel Wtt 2018 (artikel 44) kent soortgelijke bewoordingen, waardoor er ogenschijnlijk weinig wijzigt. Een uitbreiding betreft dat ook van UBO’s van de doelvennootschap, de insteller en UBOs van een trust of van een personenvennootschap moet worden vastgesteld of het een PEP betreft. De invoering van de vierde anti-witwasrichtlijn (in Nederland opgenomen in de Wwft) leidt daarnaast tot een aanzienlijke uitbreiding van het aantal PEP’s. In de nieuwe Wwft wordt het PEP-begrip verruimd tot binnenlandse PEP’s. Bovendien vallen nu ook o.a. bestuurders van internationale organisaties onder de reikwijdte. Wijzigingen die maken dat trustkantoren hun cliëntportefeuille moeten herbeoordelen.
Op 10 april 2018 verzorgt Karin van Beekum een PE-Pitstop waarin zij het cliëntenonderzoek behandelt, waaronder het PEP-onderzoek, onder de huidige wetgeving en de uitdagingen die de Wtt2018 in dit kader biedt. > Meer informatie en aanmelden
Geef een reactie