Van oudsher is het bij familiebedrijven heel gebruikelijk dat aandeelhouders pensioen opbouwen in een gezamenlijke holding. Zo ook in de situatie waar de Hoge Raad op 15 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3139) arrest heeft gewezen.
In 2013 is erflater, een broer van belanghebbende, overleden. Samen met zijn broer bezat hij aandelen in een B.V., ieder voor 50%. De B.V. dreef een onderneming. Erflater laat zijn 50% aandelenpakket van de B.V. na aan zijn twee kinderen. Als gevolg van het overlijden, is de pensioenvoorziening van erflater vrijgevallen. Daardoor stijgt de waarde van de aandelen van de B.V. Dus ook het 50%-pakket van de broer stijgt in waarde als gevolg van het overlijden. Voor die situatie heeft de wetgever artikel 13a SW 1956 in het leven geroepen. Indien aandelen van een B.V. in waarde zijn gestegen als gevolg van een overlijden en deze aandelen worden gehouden door een ander (lees: de broer), worden deze geacht door de houder (lees: de broer) krachtens erfrecht te zijn verkregen, waarbij deze aandelen voor het bedrag van de waardestijging in de heffing van erfbelasting worden betrokken. De broer moet dus over de waardestijging van zijn eigen aandelen erfbelasting betalen.
De broer was van mening, dat hij ten aanzien van deze fictieve verkrijging van aandelen in een onderneming een beroep kon doen op de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) ex artikel 35c SW 1956 e.v. en verzocht om kwijtschelding van 83% van de erfbelasting. Immers, hij verkreeg ondernemingsvermogen krachtens erfrecht en had om die reden volgens hem recht op de BOR. Dat hij het ondernemingsvermogen fictief verkreeg, is het gevolg van de werking van artikel 13a SW 1956. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde al dat de BOR niet van toepassing kon zijn op een fictieve verkrijging van aandelen, omdat nooit aan alle voorwaarden van de BOR kan worden voldaan, zoals bijvoorbeeld de bezitseis. Uiteindelijk bevestigt de Hoge Raad de uitspraak van het Hof.
Onaangename fiscale verrassingen
De situatie voelt heel wrang: er vererft een onderneming en de betrokkenen verwachten met succes een beroep te kunnen doen op de faciliteiten van de BOR. Naar de letter van de wet heeft de rechter echter een juist oordeel gegeven: de BOR kan nooit van toepassing zijn op een fictieve verkrijging krachtens artikel 13a SW. Het is aan de wetgever om dergelijke fictieve verkrijgingen ook onder de BOR te brengen. Ondertussen is het oppassen geblazen met pensioen: zorg dat het pensioen op de juiste wijze is ondergebracht en voorkom dat de familie voor onaangename fiscale verrassingen komt te staan.
Nicole Govers-de Louw is fiscalist bij de Belastingdienst SEAN, team Zeer Vermogende Personen (blog geschreven op persoonlijke titel). Zij is tevens docent van de Leergang Adviseur Familiebedrijven. In deze nieuwe driedaagse opleiding ontwikkelt u zich op interactieve wijze tot strategisch adviseur van het familiebedrijf. De opleiding start 17 mei 2018. > Meer informatie en aanmelden
Geef een reactie