Hoewel de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling en de referente onderling tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, hebben deze tegenstrijdigheden geen betrekking op de aan de orde zijnde vraag, te weten of de vreemdeling tot aan het moment waarop de referente Somalië verliet feitelijk tot haar gezin heeft behoord. Vooropgesteld moet worden dat het hiervoor onder 2.1. weergegeven beleid uitgaat van de veronderstelling dat biologische kinderen tot het gezin van de hoofdpersoon behoren, tenzij de gezinsband als verbroken kan worden beschouwd. Nu uit de door de minister tegengeworpen tegenstrijdigheden in redelijkheid niet kan worden afgeleid dat de gezinsband tussen de vreemdeling en de referente als verbroken kan worden beschouwd, heeft de minister zich op basis daarvan niet op het standpunt kunnen stellen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot aan het moment waarop de referente het land van herkomst verliet feitelijk tot haar gezin heeft behoord. De Rb. heeft dit niet onderkend. In dit verband wordt voorts opgemerkt dat, zoals door de Rb. terecht is geconstateerd, de verklaring van de referente dat zij, na het incident waarbij haar andere zoon en haar moeder zijn overleden, samen naar de hiervoor onder 2.3.1. genoemde “tante” Sangabo zijn gegaan, alwaar zij hebben verbleven tot het vertrek van de referente uit het land van herkomst overeenkomt met de verklaring die de vreemdeling daarover heeft afgelegd. Uit hun verklaringen komt voorts naar voren dat het gezin ten tijde van het vertrek van de referente bestond uit de referente, de vreemdeling en een broer van de referente. Uit het voorgaande volgt dat de grief slaagt.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX4820
Geef een reactie