Belanghebbende hield in het jaar 1999 tegoeden aan bij de Deutsche Bank in Duitsland en in Zwitserlanden heeft (de inkomsten van) deze tegoeden voor de fiscus verzwegen. Bij brief van 17 mei 2005 is de belastingdienst van het bestaan van deze tegoeden op de hoogte gekomen. Bij brieven van 21 december 2005 en 20 februari 2006 heeft belanghebbende opening van zaken gegeven. De navorderingsaanslag is aangekondigd bij brief van 4 april 2006 en op 6 september 2006 is belanghebbende ter zake van die aankondiging gehoord. De betreffende aanslag is op 28 november 2006 opgelegd. Het Hof acht deze handelwijze van de inspecteur voldoende voortvarend. De tweede in geschil zijnde vraag betreft de hoogte van de boete. Gelet op het feit dat de nagevorderde belasting zowel in absolute als in relatieve zin laag is concludeert belanghebbende tot verlaging van de boete naar nihil. De rechtbank heeft de boete gematigd tot 20 % en het Hof ziet geen reden tot een verdere verlaging. De navordering betreft een bedrag van ƒ 21. 255,- naast een aangegeven bedrag ad ƒ 1.334.663. Het Hof oordeelt dat de verzwegen inkomsten in absolute als in relatieve zin een substantieel bedrag betreffen, een bedrag dat belanghebbende willens en wetens buiten de belastingheffing wilde laten. De financiële omstandigheden van belanghebbende geven evenmin aanleiding tot een vermindering van de vergrijpboete.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV2384
Geef een reactie