Bij de regeling van de definitieve aanslag heeft de inspecteur in verband met de afschrijving op een gebruiksrecht (op gronden) een correctie toegepast. Hiertegen heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt. Nadien is aan belanghebbende ter zake van de overgang van zijn eigen woning naar zijn privé-vermogen een navorderingsaanslag opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende wel bezwaar gemaakt. De door belanghebbende in de beroepsprocedure tegen de navorderingaanslag aangedragen beroepsgrond heeft uitsluitend betrekking op de hoogte van de jaarlijkse afschrijving op het gebruiksrecht. Naar het oordeel van de rechtbank kan belanghebbende de (onherroepelijk vaststaande) correctie van de afschrijving van het gebruiksrecht niet aanvechten in zijn procedure tegen de navorderingsaanslag. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat een fiscaal geschil met betrekking tot een belastingaanslag, het bij die aanslag geheven belastingbedrag betreft. Indien na de oplegging van een primitieve aanslag voor een bepaald jaar voor dat jaar een of meer navorderingsaanslagen worden opgelegd, dient, zo tegen deze belastingaanslagen beroep wordt ingesteld, de rechter de juistheid van elk van de belastingaanslagen afzonderlijk te beoordelen (vergelijk HR 9 maart 1988, nr. 24 436, BNB 1988/149). Nu het bij de definitieve aanslag in de heffing betrokken inkomen, inclusief de aangebrachte correctie van de afschrijving van het gebruiksrecht, niet tot de grondslag van de navorderingsaanslag behoort, kan dit geen onderwerp van een geschil over de navorderingsaanslag zijn.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV0523
Geef een reactie