Belanghebbende exploiteert een saunaclub. Door de gemeente is een vergunning afgegeven voor het exploiteren van een seksinrichting in het betreffende pand. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij drie, goed van elkaar te onderscheiden, prestaties verricht, te weten: het exploiteren van een sauna- annex badinrichting, het exploiteren van een horecabedrijf en het exploiteren van ontspanningsruimten. Het hof is dat niet met belanghebbende eens. Aan de hand van hetgeen het HvJ heeft overwogen in de zaak Card Protection Plan, nr. C-349/96, komt het hof tot het oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de prestaties van de sauna- annex badinrichting en van het horecabedrijf meer dan van bijkomstige betekenis zijn ten opzichte van de prestatie welke bestaat uit het geven van gelegenheid tot (seksueel) vermaak. Deze laatste prestatie moet worden geacht de hoofddienst van belanghebbende te vormen, terwijl de andere prestaties moeten worden beschouwd als bijkomende diensten die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Volgens het hof vormen deze prestaties geen doel op zich, maar zijn zij een middel om de hoofddienst van belanghebbende zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Aldus verricht belanghebbende één ondeelbare prestatie voor de omzetbelasting, ten aanzien waarvan het algemene tarief van toepassing is.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV9818
Geef een reactie