Proefprocedure over de term ‘natuurterrein’ in art. 116(c) Waterschapswet; grasland dat door een agrariër wordt gemaaid, bemest en beweid (mede) tot ontwikkeling van het gebied als natuur. Het perceel heeft nog 38% van zijn agrarische productievermogen en draagt aldus ook bij aan andere doeleinden dan natuurbehoud of -ontwikkeling. Voldoen de inrichting en het beheer van het land daarmee aan de…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2014:1163
Geef een reactie