Belanghebbende heeft hypothecaire leningen afgesloten. Voorts heeft hij een overeenkomst gesloten met een verzekeringsmaatschappij. De rechten uit hoofde van die overeenkomst zijn afgekocht; belanghebbende heeft in het onderhavige jaar uit dien hoofde een afkoopsom ontvangen. Zijn echtgenote heeft voorts een levensverzekering gesloten met een andere verzekeringsmaatschappij. In geschil is (1) of belanghebbende recht heeft op aftrek van rente ter zake van de hypothecaire leningen en (2) of een deel van de afkoopsom belast is in box I. Indien de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord, is in geschil of de premie die in verband met de levensverzekering van de echtgenote is betaald, in mindering komt op het in box I te belasten deel van de afkoopsom. Het Hof oordeelt, evenals de Rechtbank dat de rente op de hypothecaire leningen niet aftrekbaar is. Het is namelijk niet aannemelijk dat die leningen zijn aangewend ter financiering van de aanschaf, onderhoud of verbetering van belanghebbendes eigen woning. De afkoopsom is voorts belast voor zover zij de ingelegde premies overtreft. Het Hof volgt belanghebbende niet in zijn betoog dat sprake is van een spaarproduct en oordeelt dat sprake is van een levensverzekering. De door de echtgenote betaalde premies ter zake van een levensverzekering bij een andere maatschappij kunnen ten slotte niet in aftrek worden gebracht op het belaste deel van de afkoopsom. Daarvoor is onvoldoende samenhang tussen de respectieve overeenkomsten aanwezig. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX0584
Geef een reactie