IB/PVV. Dwangsombeschikkingen artikel 4:17 Awb. Project Bank Zonder Naam. Verlengde navorderingstermijn. Voldoende voortvarend gehandeld door de bezwaarfase af te wachten van de eerder opgelegde navorderingsaanslagen om te zien of belanghebbende alsnog openheid van zaken zou geven. Verweerder hoefde niet op grond van het per 1 juli 2011 in werking getreden artikel 52a AWR in de bezwaarfase informatiebeschikkingen op te leggen om de bewijslast om te kunnen keren. Het rechtsgevolg van omkering van de bewijslast was reeds ingeroepen bij het opleggen van de belastingaanslagen en berust op (ruim vóór) 1 juli 2011 op grond van artikel 47 AWR gestelde vragen. Omkering van de bewijslast is terecht omdat niet is voldaan aan inlichtingenplicht. Arrest Chambaz van EHRM staat niet in de weg aan geconstateerde schending van de inlichtingenplicht, omdat op het moment van het stellen van vragen nog geen sprake was van een criminal charge. Bewijs voor beboetbare feiten in de jaren van de renseignementen geleverd. Voor de latere jaren leveren algemene ervaringsregels het vermoeden op dat ook na de data van de renseignementen de bankrekening is aangehouden. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om het vermoeden te weerleggen, maar is daarin niet geslaagd, reeds omdat belanghebbende heeft geprobeerd aan te tonen dat hij geen rekeninghouder is geweest. Arrest Chambaz ook in het kader van de boetes niet van toepassing, aangezien geen verklaringen tegen de wil van belanghebbende zijn afgelegd. Redelijke termijn van 6 EVRM verlengd in verband met de prejudiciële procedure, de bewerkelijkheid van de zaken en de proceshouding van belanghebbende. Verweerder heeft de procedure voor dwangsombeschikkingen miskend. Geen dwangsommen verschuldigd, omdat belanghebbende verweerder onredelijk laat in gebreke heeft gesteld.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BZ1604
Geef een reactie