AWB 10/4725 Overdrachtsbelasting. Belanghebbende heeft bij akte van levering van 29 februari 2008 een onroerende zaak, bestaande uit een verzorgingshuis en een verpleeghuis, verkregen en verzocht om teruggaaf van de voldane overdrachtsbelasting. Onderdeel 4, letter b, van de kwijtscheldingsresolutie bepaalt dat met toepassing van de hardheidsclausule een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de verschuldigde overdrachtsbelasting indien een in Nederland gevestigde instelling die werkzaam is in het algemeen belang, een gedeelte van haar taak overbrengt bij een andere instelling en de op dat gedeelte van haar taak betrekking hebbende activa en passiva overdraagt aan die andere instelling. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep van belanghebbende op de kwijtscheldingsresolutie, nu de overdracht van de onroerende zaak op 29 februari 2008 geen verband houdt met de overdracht van de taak van de zorg- en oudedagsvoorziening van de zusters. Belanghebbende is de onroerende zaak reeds in 2005/2006 gaan exploiteren en heeft toen ook de zorg voor de zusters overgenomen. Voorts heeft belanghebbende ter zake van de verkrijging van het verpleeghuis een beroep gedaan op artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de WBR. De inspecteur heeft toepassing van die vrijstelling op grond van artikel 15, vierde lid, van de WBR geweigerd, omdat de verkoopprijs van de onroerende zaak lager was dan de stichtingskosten als bedoeld in die wetsbepaling. Ter zitting heeft de inspecteur er mee ingestemd dat de vrijstelling voor het verpleeghuis alsnog kan worden toegepast als de rechtbank van oordeel is dat van een constructie geen sprake is en de koopprijs de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt. Op grond van het geheel van feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot genoemd oordeel. Teruggaaf dient dan ook te worden verleend voor de overdrachtsbelasting die is betaald voor het verpleeghuis.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW8041
Geef een reactie