Eiser is eigenaar van een recreatiewoning. Eiser verhuurt de recreatiewoning aan zijn vier kinderen. De kinderen wonen allen zelfstandig in Nederland. Elk van zijn vier kinderen huurt de recreatiewoning gedurende 11 weken per jaar tegen een huurprijs van € 250 per week. Dit is vastgelegd in een tussen eiser en zijn kinderen aangegane huurovereenkomst. Bij de huurovereenkomst behoort een verhuurschema, waaruit blijkt dat eiser en zijn echtgenote de recreatiewoning in de maanden januari en december zelf gebruiken. In geschil is of terecht een aanslag forensenbelasting is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser de recreatiewoning in 2011 gedurende meer dan 90 dagen voor hem of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. Ingevolge artikel 2 van de op artikel 233 van de Gemeentewet berustende Verordening forensenbelasting 2011 wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de kinderen onderdeel uitmaken van het gezin van eiser. Nu noch in de Verordening, noch in de Gemeentewet uitleg is gegeven aan het begrip ‘gezin’ heeft de rechtbank bij de oordeelsvorming aansluiting gezocht bij het spraakgebruik en de definitie in Van Dale woordenboek Nederlandse taal. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van wetsontduiking. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de recreatiewoning gedurende minder dan 90 dagen aan eiser ter beschikking stond, zodat de aanslag ten onrechte is opgelegd.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW7087
Geef een reactie