Verzoek tot wraking van twee rechters van meervoudige kamer sector bestuursrecht. Artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aan dat verzoek ten grondslag liggen aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker is bij brief van 9 maart 2012 door de griffier van de rechtbank uitgenodigd voor de zitting, waarbij de namen van de behandelend rechters zijn medegedeeld. De gemachtigde heeft echter pas op de zitting van 15 mei 2012 de wraking van de rechters verzocht. Het verzoek tot wraking is niet tijdig gedaan. Verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog dat de enkele omstandigheid dat de gewraakte rechters in vergelijkbare zaken uitspraken hebben gedaan, niet met zich meebrengt dat zij niet onpartijdig zouden zijn. (Zie onder meer Europees Hof voor de Rechten van de Mens 24 maart 2009 LJN BI2981, Hoge Raad 5 maart 2010, LJN BL 6555 en Hoge Raad 13 april 2012, LJN BW1972).
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX5581
Geef een reactie