Het geschil betreft het antwoord op de volgende twee vragen: Heeft belanghebbende recht op verliescompensatie voor de premieheffing? Zoniet, is het premie-inkomen dan ten onrechte rechtstreeks ontleend aan de vaststellingsovereenkomst? Anders dan de Inkomstenbelasting kent de WAZ geen recht op verliescompensatie. Er is ook geen koppelbepaling tussen de IB en de WAZ die tot verliescompensatie voor de premieheffing dwingt. De vaststellingsovereenkomst had geen betrekking op het premie-inkomen en dwingt in dat kader dus ook tot niets. De vraag is dan nog slechts of enig rechtsbeginsel dwingt tot onjuiste wetstoepassing. Het Hof ziet daartoe geen aanleiding. De eerste vraag beantwoordt het Hof ontkennend. Belanghebbende heeft geen recht op verliescompensatie voor de premieheffing. Het beroep is in zoverre ongegrond. Voor dat geval betwist belanghebbende de hoogte van het premie-inkomen. De rechtbank heeft daarvoor betekenis toegekend aan de vaststellingovereenkomst. Zij heeft de daarin gekozen en gecorrigeerde bedragen tot uitgangspunt genomen. Bovendien heeft zij op belanghebbende de bewijslast gelegd van de onjuistheid van de correcties. Het Hof oordeelt anders. Niet belanghebbende maar de Inspecteur heeft de bewijslast en het bewijsrisico van de juistheid van de correcties en de daarmee gemoeide bedragen. Daarin heeft de vaststellingsovereenkomst geen wijziging gebracht. De Inspecteur heeft daarmee geconfronteerd ter zitting desgevraagd alleen naar de vaststellingsovereenkomst voor de IB verwezen en dat is naar het oordeel van het Hof niet genoeg. Het Hof berekent het premie-inkomen op het bedrag dat belanghebbende heeft aangegeven. Dit wordt alleen vermeerderd met de bijtelling voor privégebruik auto, waarover partijen het eens zijn. Het hoger beroep is in zoverre gegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX0067
Geef een reactie