Nog daargelaten of de relatie tussen de vreemdeling en de referent reeds ten tijde van het verblijf in Estland als duurzame relatie was aan te merken, zodat de bovengeschetste rechtspraak over familieleden naar analogie op hen zou kunnen worden toegepast (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2011 in zaak nr. 201012035/1/V3 in rechtsoverweging 2.7.3.), staat vast dat zij twee weken in Estland hebben verbleven en vervolgens naar Nederland zijn teruggekeerd, en sindsdien in ieder geval tot het overlijden van de referent daar hun vaste verblijfplaats hebben gehad. Daarom is van een reëel en daadwerkelijk verblijf van de vreemdeling én de referent in Estland geen sprake geweest. Onder die omstandigheid komt aan het gegeven dat de referent – naar hij heeft gesteld sinds 15 juli 2008 – stond ingeschreven in Estland niet de betekenis toe die de vreemdeling daaraan gehecht wil zien. Overigens heeft het verblijf van de vreemdeling en de referent in Estland niet plaatsgevonden in het kader van de werkzaamheden van de referent als dienstverlener, maar teneinde carrièremogelijkheden van de vreemdeling als basketbalspeler in dat land te onderzoeken. Een belemmering voor de referent om gebruik te maken van zijn recht op vrij verkeer kon zich in zoverre niet voordoen, zodat voor toepassing van de richtlijn – naar analogie – ook om die reden geen grond bestaat.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV7838
Geef een reactie