X (hierna: belanghebbende) heeft een pakket aandelen in A (hierna: de vennootschap) in bezit. Dit pakket vormt een fictief aanmerkelijk belang. In de jaren 2001 en 2002 heeft belanghebbende putopties verworven op zijn aandelen in de vennootschap tegen betaling van een premie. Deze optierechten zijn vervallen door het verstrijken van de looptijd. In 2004 heeft belanghebbende een groot deel van z…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2014:380
Geef een reactie