VPB 2005 en 2006, Winstgemis. Eiseres is een houdstervennootschap. Eiseres en een zustervennootschap hebben in 2001 ieder 100% van de aandelen verworven in een werkmaatschappij. Ter zake van de financiering van deze overnames hebben eiseres en de zustervennootschap zich tegenover de Kredietverstrekker wederzijds garant gesteld voor de verstrekte geldleningen (cross default). Vanwege de slechte gang van zaken bij de zustervennootschap, heeft de Kredietverstrekker in 2002 op grond van de cross default-bepaling eveneens de geldlening aan eiseres ingevorderd. Na onderhandeling met twee (middellijke) aandeelhouders van eiseres is de Kredietverstrekker overeengekomen dat hij zijn vorderingen met een nominale waarde van ca. 16,0 miljoen voor ca. € 2,1 miljoen zal overdragen aan een stichting administratiekantoor waarin een deel van de (particuliere) aandeelhouders certificaten houdt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich hierbij een voordeel van ca. € 13,9 miljoen heeft laten ontgaan (winstgemis) en heeft correcties opgelegd. Aangezien één van de betrokken aandeelhouders tevens (middellijk) bestuurder van eiseres was en de overname van de vorderingen door de stichting administratiekantoor heeft gefinancierd, dient dat voordeel volgens verweerder aan eiseres toe te komen. Ter onderbouwing wijst verweerder onder meer op het arrest HR 30 oktober 1968, nr. 15.993, BNB 69/5. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van voldoende zwaarwegende omstandigheden in de zin van dat arrest. Dat de desbetreffende aandeelhouder in zijn hoedanigheid van bestuurder van eiseres heeft gehandeld, is niet aannemelijk geworden. Mede gelet op de arresten van de HR van 24 mei 2002 (nr. 37.236, BNB 2002/233) en 11 november 2011 (nr. 10/014366, LJN: BU3685) is de rechtbank van oordeel dat de beroepen gegrond zijn.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX2870
Geef een reactie