Belanghebbende wordt op grond van artikel 36, lid 5, letter b, IW als feitelijk leidinggevende aangemerkt van de vennootschap waarvan zijn vader de aandelen houdt en directeur is. De vennootschap gaat failliet en belanghebbende wordt door de Ontvanger als bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven belastingschulden van de vennootschap. Het hof beslist op grond van de feiten en omstandigheden dat belanghebbende terecht is aangemerkt als bestuurder in de zin van artikel 36 IW. Doordat de vennootschap tijdig haar betalingsonmacht heeft gemeld ligt de bewijslast bij de Ontvanger aan te tonen dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. De Ontvanger slaagt niet in deze op hem rustende bewijslast. Belanghebbende heeft geen recht op integrale proceskostenvergoeding. Er was ten tijde van het opleggen van de beschikking voldoende aanleiding om tot de aansprakelijkstelling over te gaan. Dat deze beschikking door het hof wordt vernietigd, maakt dat niet anders.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW5435
Geef een reactie