Indien de belanghebbende de kenbaarheid van het betaald parkeren-regime betwist, dient de heffingsambtenaar aannemelijk te maken dat over die verschuldigdheid ten tijde van het parkeren redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan. Om aan deze bewijslast te voldoen dient de heffingsambtenaar – als begin van bewijs – in ieder geval duidelijkheid te scheppen over de situatie ter plaatse. Deze duid…
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:4987&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie