Belanghebbende is directeur en aandeelhouder van A bv. In 1992 heeft belanghebbende een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij C. In 1993 heeft hij ook bij A bv een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. Daarbij werd overeengekomen dat A bv een eventuele C-uitkering zou suppleren tot een afgesproken bedrag. In 2005 is belanghebbende arbeidsongeschikt verklaard en is C een arbeidsongeschiktheidsuitkering gaan betalen. Eind 2005 is belanghebbende met A bv nader overeengekomen dat A bv niet langer een suppletie zou betalen, maar het volledige bedrag van de overeengekomen arbeidsongeschiktheidsuitkering, en dat de C-uitkeringen aan A bv zullen toekomen en ook rechtstreeks aan A bv zullen worden uitbetaald. In 2006 is de gehele van A bv ontvangen uitkering gestort in de levensloopregeling. In geschil is of belanghebbende de C-uitkering heeft genoten. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Belanghebbende is gerechtigde tot de C-uitkering en heeft zijn recht op de uitkering niet prijsgegeven. Volgens het hof omvat prijsgeven méér dan de opdracht inkomsten te laten storten bij een derde. Aan de voorwaarden voor cessie is niet voldaan, zodat belanghebbende zijn rechten niet heeft overgedragen aan A bv. Wel vormt de afdracht aan A bv negatief loon, maar tot een vermindering van de aanslag kan dit niet leiden, omdat tot dat bedrag dan ook geen sprake is van een bijdrage ingevolge een levensloopregeling.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW1103
Geef een reactie