Geen omkering van de bewijslast. De aangifte VPB ’05 is tijdig ingediend. Niet gesteld of gebleken dat belanghebbende niet aan de verplichtingen van de AWR heeft voldaan. Dat de dochtermaatschappij van belanghebbende haar aangifte VPB ’05 abusievelijk op het fiscale nummer van belanghebbende heeft gedaan en daardoor de vereiste aangifte niet heeft gedaan, kan niet aan belanghebbende worden toegerekend. Ambtelijk verzuim. De inspecteur heeft er bewust voor gekozen de aangifte geautomatiseerd af te doen en dus bewust het risico aanvaard dat de aangifte aangelegenheden bevatte die een nader onderzoek vereisten doch waarvan hij door de gekozen werkwijze geen kennis heeft kunnen nemen. Er is geen (rechts)grond die belanghebbende medeverantwoordelijk kan maken voor het inadequaat functioneren van de geautomatiseerde processen van de fiscus. Geen schrijf- of tikfout. Geen kwader trouw. De mogelijkheid om een navorderingsaanslag op te kunnen leggen is uitputtend beschreven in art. 16 AWR onder in die bepaling opgenomen voorwaarden. De redelijkheid en billijkheid noch de beginselen van maatschappelijke betamelijkheid kunnen die voorwaarden terzijde stellen. Er is geen algemene rechtsregel op grond waarvan de juiste materiële belastingschuld als onderdeel van de gerechtvaardigde rechten van de maatschappij steeds zou (moeten) (kunnen) worden geformaliseerd in een juiste belastingaanslag.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW0277
Geef een reactie