Eiseres, een in Portugal gevestigd bedrijf dat werknemers ter beschikking stelt, heeft beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag loonbelasting. In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank overweegt dat: verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag is vastgesteld; verweerder niet heeft bewezen dat de aanslag is verzonden; de enkele omstandigheid dat een aanslag niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt echter geen grond is voor vernietiging van die aanslag en evenmin grond geeft om aan te nemen dat die aanslag van rechtswege nietig is; die omstandigheid wel ertoe leidt dat de bezwaartermijn pas aanvangt op de dag van ontvangst door belanghebbende of zijn vertegenwoordiger van het aanslagbiljet of van een afschrift daarvan; eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eerst in maart 2010 op de hoogte is gekomen van het bestaan van de naheffingsaanslag omdat eiseres op 10 november 2009 door verweerder op de hoogte is gesteld van het voornemen de naheffingsaanslag ambtshalve te verminderen en die ambtshalve vermindering van 20 november 2009 aan eiseres is gezonden en gesteld noch gebleken is dat eiseres deze bescheiden niet heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de brief van 10 november 2009 en de ambtshalve vermindering van 20 november 2009 niet kunnen worden aangemerkt als (afschriften van) een aanslagbiljet, eiseres daarmee voldoende op de hoogte was van het bestaan van de naheffingsaanslag om daartegen bezwaar te kunnen maken, temeer nu op de ambtshalve vermindering ook de oorspronkelijke aanslaggevens staan vermeld. Voorts oordeelt de rechtbank dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BY5526
Geef een reactie