Op 1 juli 2008 is een deel van het vermogen (de bedrijfsactiviteiten) van belanghebbende onder algemene titel (afsplitsing) overgegaan naar een per die datum opgerichte dochtervennootschap. Vervolgens heeft belanghebbende op 2 juli 2008 voormelde dochtervennootschap aan een derde verkocht. Als gevolg daarvan bleef belanghebbende als kasgeldvennootschap over. De moedermaatschappij is in het UK gevestigd. Over de fiscale implicaties van een en ander, daaronder begrepen de fiscale vestigingsplaats van belanghebbende na de transacties, is uitgebreid overlegd tussen belanghebbende en de inspecteur, resulterend in een op 13 december 2010 getekende overeenkomst. Belanghebbende betwist naderhand dat haar vestigingsplaats in Nederland is gelegen. Belanghebbende werd vanaf het moment dat zij haar voornemen tot afsplitsing en verkoop te kennen gaf bijgestaan door een professionele gemachtigde. Naar het oordeel van de rechtbank is de afspraak van 13 december 2010 tussen de inspecteur en de gemachtigde van belanghebbende aan te merken als een vaststellingsovereenkomst die mede de feitelijke vestigingsplaats van belanghebbende omvat. Met de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat de precieze datum van overgang van de feitelijke vestigingsplaats van het ene naar het andere land wordt bepaald aan de hand van een veelheid van feitelijkheden die lang niet alle even duidelijk en hard zijn. Derhalve kan niet worden gezegd dat de vaststellingsovereenkomst, zo deze al strijd oplevert met de wettelijke bepalingen ter zake, zodanig in strijd is met de goede zeden of openbare orde dat de inspecteur niet op nakoming daarvan door belanghebbende mag rekenen.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=CA0877
Geef een reactie