Eiser houdt zich bezig met de exploitatie van onroerende zaken. Eiser verwerft panden in eigendom die hij voornamelijk financiert met geleend geld en vervolgens geschikt maakt voor verhuur. De panden worden doorgaans in gedeelten verhuurd, waarbij zowel verhuur van wooneenheden als kamerverhuur plaatsvindt. Eind 2001 had eiser drieëntwintig panden met een WOZ-waarde van in totaal € 1.857.776, gefinancierd met leningen van in totaal € 1.310.572. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting heeft eiser de panden en de leningen aangegeven in box 3. Verweerder stelt dat eiser met de exploitatie van de panden een onderneming drijft. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee eiser in het economische verkeer beoogt winst te behalen. Voor de stelling van eiser dat diens werkzaamheden gering in omvang en zeer eenvoudig van aard waren vindt de rechtbank geen steun in de feiten. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het bij het element ‘arbeid’ niet alleen gaat om de arbeid van de alleen de ondernemer, maar om alle arbeid die binnen en voor de organisatie wordt verricht, dus ook die van werknemers, aannemers, gevolmachtigden en anderen. Eiser geniet dus winst uit onderneming en verweerder heeft de winst niet op een te hoog bedrag vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Wel heropent de rechtbank het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW3819
Geef een reactie