Hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat het Hof geen onafhankelijk, bij wet ingesteld orgaan is dat met rechtspraak is belast als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb kan niet afdoen aan de uitspraak waarvan verzet en de daarin bedoelde vaste jurisprudentie. De criteria voor de vraag of er sprake is van een dergelijk bij wet ingesteld onafhankelijk met rechtspraak belast orgaan zijn geen andere dan de criteria voor de vraag of er sprake is van een bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig gerecht als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De verwijzing van opposant naar artikel 44 van het Besluit gedragstoezicht kan daaraan niet afdoen, reeds omdat deze bepaling juist ziet op geschilleninstanties die niet bij wet zijn ingesteld. Opposant heeft geen argumenten aangevoerd op grond waarvan volgens de Advocatenwet onvoldoende waarborgen zouden gelden voor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van leden van het Hof. Daarbij is evident dat het enkele feit dat zich in beginsel een “conflict of interests” kan voordoen in een concreet geval tussen een lid van een gerecht en een rechtzoekende, in dit geval tussen een advocaat-lid van het Hof en een advocaat die bij het Hof in beroep komt tegen een uitspraak van de Raad, geen argument is dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een gerecht als zodanig kan aantasten. Verzet ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX1709
Geef een reactie