Belanghebbende, geboren 5 mei 1990, woonde tot 26 juni 2008 bij zijn ouders en verhuisde op die datum naar het Verenigd Koninkrijk met meeneming van zijn huisraad. Belanghebbende heeft in het VK een “National Insurance Number”aangevraagd en verkregen. Belanghebbende heeft een cursus “Business English” en een deel van een opleiding “BA International Business”gevolgd. Op 19 augustus 2009 is belanghebbende weer naar Nederland teruggekeerd en weer bij zijn ouders ingetrokken. Belanghebbende heeft op 13 juni een Aston martin gekocht ter waarde van € 153.000,- omdat hij naar zijn zeggen voor zijn te verwerven baan diende te beschikken over een behoorlijke auto. Bij terugkeer claimde belanghebbende de vrijstelling van artikel 14 Wet BPM. De vrijstelling wordt hem geweigerd. Het geschil concentreert zich rond de vraag waar belanghebbendes normale verblijfplaats, zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 is geweest in de periode 26 juni2008 tot 19 augustus 2009. Het Hof stelt voorop dat belanghebbende feiten of omstandigheden moet stellen die ertoe leiden dat zijn normale verblijfplaats in bedoelde periode in het verenigd Koninkrijk was gelegen. Alle feiten wegend komt het Hof tot het oordeel dat belanghebbende onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld om aannemelijk te maken dat hij in bedoelde periode in het Verenigd Koninkrijk zijn normale verblijfplaats heeft gehad. Hoger beroep ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV9632
Geef een reactie