Inkomstenbelasting. Omkering bewijslast. Redelijke schatting. Immateriële schade. Vanaf september 2001 exploiteert eiseres een wasserette. Voor het jaar 2003 heeft eiseres een winst uit onderneming aangegeven van € 906 negatief. Na een boekenonderzoek heeft verweerder haar voor dat jaar navorderingsaanslagen met vergrijpboeten opgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder met de geconstateerde negatieve kassaldi, de wanverhouding tussen omzet en het verbruik van water en van wasmiddelen, de ongunstige uitkomsten van de chikwadraattoets en de onverenigbaarheid van de verantwoorde omzet met in 2002 gedane investeringen, aannemelijk heeft gemaakt dat de door eiseres in het onderhavige jaar gevoerde administratie niet aan de eisen voldoet, zodat omkering van de bewijslast geldt. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen is uitgegaan van redelijke schattingen en dat eiseres niet overtuigend heeft aangetoond dat en in hoeverre de navorderingsaanslagen onjuist zijn. De stelling van eiseres dat zij door de lange duur van het onderzoek in bewijsnood is gekomen en dat verweerder met de uitbreiding van het onderzoek onzorgvuldig, onbehoorlijk en in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank vernietigt de boetebeschikking omdat die door verweerder, ondanks de lange duur van het onderzoek, onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep in zoverre gegrond. Voor het eventueel toekennen van een vergoeding van materiële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt het onderzoek door de rechtbank heropend.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW5824
Geef een reactie