1. Rechtbank doet na uitspraak op verzet terstond uitspraak in de hoofdzaak, ten onrechte zonder belanghebbende te horen. 2. Naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd omdat de inspecteur tot het oordeel komt dat belanghebbende geen ondernemer is in de zin van de Wet omzetbelasting en dus ten onrechte vooraftrek heeft gekregen. In geschil is of belanghebbende ontvankelijk is in haar beroep bij de rechtbank. Hof: het is aannemelijk dat de aanslag in de systemen van de belastingdienst is verwerkt, en (dus) dat de aanslag werd opgelegd. De Inspecteur kan echter geen bewijs bijbrengen dat de uitspraak op bezwaar ter post bezorgd werd of op andere wijze aan belanghebbende werd uitgereikt. Hij heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de uitspraak is bekendgemaakt in de zin van artikel 3:41 AWB. De omstandigheid dat de belastingdienst iedere dag vele geschriften ter post bezorgt en dat de terpostbezorging veelal foutloos verloopt, is onvoldoende. De beroepstermijn begint daarom pas te lopen op het moment dat de inspecteur (alsnog) de uitspraak bekendmaakt. Het bij de rechtbank ingediende beroep is daarom prematuur. Niet-ontvankelijkverklaring dient echter achterwege te blijven op grond van artikel 6:10 Awb. (Volgt vernietiging en terugwijzing naar de rechtbank).
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BY6682
Geef een reactie